Geachte,
Gelive bijgaand de resolutie aan te treffen die het Europees Parlement
gisteren heeft aangenomen over de bestrijding van mond- en klauwzeer
in de Europese Unie in 2001 en over toekomstige preventieve maatregelen
ter voorkoming en bestrijding van dierziekten in de Europese Unie (2002/2153(INI))zake
de mond- en klauwzeer.
De resolutie werd met 481 stemmen voor, 32 tegen en 13 onthoudingen
aangenomen.
Ik wens u nog prettige feestdagen
Sjef Coolegem
Hoofd van het secretariaat
Tijdelijke commissie voor mond- en klauwzeer
Europees Parlement
P5_TA-PROV(2002)0614
Mond- en klauwzeer
Resolutie van het Europees Parlement over de bestrijding van mond- en
klauwzeer in de Europese Unie in 2001 en over toekomstige preventieve
maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dierziekten in de Europese
Unie (2002/2153(INI))
Het Europees Parlement,
- gelet op artikel 150, lid 2, artikel 154, lid 1 en artikel 160 van
zijn Reglement, alsmede op zijn besluit van 16 januari 2002 over de
instelling van een Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer ,
- onder verwijzing naar zijn resoluties van 5 april 2001 en van 6 september
2001 over het voorkomen van mond- en klauwzeer in de Europese Unie in
2001,
- onder verwijzing naar de hoorzittingen en de delegatiebezoeken van
zijn Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer aan de zwaarst getroffen
gebieden in het Verenigd Koninkrijk en Nederland,
- gezien de verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie
over inspectiereizen naar het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Ierland
en Nederland naar aanleiding van de mond- en klauwzeerepidemie in 2001
DG (SANCO) 3318, 3323, 3324, 3331, 3333, 3338, 3439 (2001),
- gezien de verdere navolgende verslagen:
- "Foot and mouth disease: Lessons to be learned inquiry",
verslag van de onderzoeksgroep o.l.v. Dr Iain Anderson CBE, London ,
- "The 2001
Outbreak of Foot and Mouth Disease", Report by the comptroller
and auditor general, HC 939 Session 2001-2002: 21 June 2002 van het
National Audit Office, Londen ,
- "Infectious
diseases in livestock", Scientific questions relating to the transmission,
prevention and control of epidemic outbreaks of infectious disease in
livestock in Great Britain van de Royal Society, Londen ,
- Foot and Mouth
Disease in Scotland - The Scottish Executive Response", Scottish
Executive, March 2002 ,
- "Inquiry
into Foot and Mouth Disease in Scotland July 2002" van de Royal
Society of Edinburgh, Edinburgh ,
- Foot and Mouth
Disease Controls: An assessment by the national assembly for Wales ,
- "Review
of the handling of foot and mouth disease in Wales February 2002"
van de Welsh Local Government Association, Cardiff ,
- "Northumberland
Foot and Mouth Disease Public Inquiry, Report of the Inquiry Panel"
onderzoeksgroep o.l.v. Professor Michael Dower CBE, Northumberland County
Council ,
- "Foot and
mouth investigation: Learning the Lessons 2001/2002", Gloucestershire
County Councillor ,
- "Crisis
and Opportunity", Devon Foot and Mouth Inquiry 2001, Final Report
van Professor Ian Mercer CBE, uitgegeven door Devon Books, Tiverton
Devon ,
- "Inquiry
Report: An independent Public Inquiry into the Foot and Mouth Disease
epidemic that occurred in Cumbria in 2001", Cumbria Foot and Mouth
Disease Inquiry, uitgegeven door Cumbria County Council 2002 ,
- "Foot and
mouth: Heart and Soul", a collection of personal accounts of the
foot and mouth outbreak in Cumbria 2001, samengesteld en bezorgd door
Caz Graham, uitgegeven door Small Sister voor BBC Radio Cumbria, Cumbria
(ISBN 095415703),
- "MKZ 2001:
De evaluatie van een crisis, maart 2002, B&A Groep Beleidsonderzoek
& Advies bv, Den Haag ,
- "Veerkracht",
Alterra-rapport 539 van E.H. van Haaften, P.H. Kersten in opdracht van
Innovatie Netwerk Groene Ruimte en Agrocluster, Ministerie van LNV,
Ministerie van VWS, Wageningen UR, Alterra, Research Instituut voor
de Groene Ruimte, Wageningen ,
- gezien de "Petitie,
aangeboden door ondernemers uit de hippische sector in de toezichtsgebieden
Oene en Kootwijkerbroek",
- gezien het verzoekschrift van de stichting "Ent Europa",
- gezien de talrijke schriftelijke bijdragen van particulieren en organisaties,
die na afloop van de mond- en klauwzeerepidemie 2001 en met het oog
op het toekomstige beleid ter voorkoming en bestrijding van mond- en
klauwzeer werden gericht aan zijn Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer,
- gezien het verslag van de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer
(A5-0405/2002),
I. sStelt vast en overweegt hetgeen volgt:
Inleiding
1. De snelheid en omvang van de verbreiding van de uitbraken van mond-
en klauwzeer (MKZ) van het type Pan-Azië O in 2001 in de Europese
Unie, met name in het Verenigd Koninkrijk, is in de geschiedenis van
MKZ zonder weerga.
2. MKZ is een virale
aandoening bij tweehoevige dieren (herkauwers, varkens). Het MKZ-virus
is zeer agressief en kan uiterst gemakkelijk worden overgedragen. Van
groot belang is de ziekte door de enorme financiële verliezen als
gevolg van de verminderde opbrengst van de dieren, het handelsembargo
op de daarvan afkomstige producten en de uitgaven voor het uitroeien
van de ziekte, en niet het minst door de enorme sociale en psychische
gevolgen voor de getroffen bevolkingsgroepen;
3. Alleen al in
het Verenigd Koninkrijk werden bij 2 030 bevestigde uitbraken volgens
gegevens van het Britse National Audit Office 6,5 miljoen dieren (runderen,
schapen, varkens, geiten en wild) bij betaling van compensatie in het
kader van de bestrijding van de epidemie, resp. als rechtstreeks gevolg
van de maatregelen ter beheersing van de epidemie gedood uit zogenaamde
overwegingen van dierenbescherming; volgens andere schattingen zou het
aantal gedode dieren zelfs tot 10 miljoen bedragen, omdat veel geslachte
pasgeboren lammeren en kalveren voor de compensatieregeling niet werden
meegeteld. In Nederland bedroeg dit aantal circa 285 000 dieren, in
Frankrijk rond 63 000 en in Ierland 53 000 dieren. De crisis heeft in
het Verenigd Koninkrijk vooral schapen getroffen bij wie de ziekte uiterlijk
slechts moeilijk kan worden onderkend.
4. De MKZ-uitbraak
van 2001 en de bestrijdingsmaatregelen leidden tot vergaande maatschappelijke
ontwrichting in de betrokken landen en andere delen van de EU en hadden
zeer ingrijpende economische gevolgen voor de betrokken gebieden. Vooral
de boeren wier dieren niet werden afgemaakt en alle sectoren van de
levensmiddelenproductie voor en na de veeteelt, alsmede de rest van
de economie, vooral de toerismesector, hadden met zware financiële
verliezen te kampen.
5. De oorsprong
van de epidemie is nog niet duidelijk. Onderzoeken van de Britse regering
wijzen in de richting van een besmetting door het voeren van varkens
met afval van illegaal binnengebracht vlees, begin februari 2001 op
een boerderij in Heddon-on-the-Wall (Northumberland) van waaruit het
virus is terechtgekomen bij schapen van een nabijgelegen boerderij.
Vermoedelijk heeft het virus zich in het gehele land verbreid via een
schapenmarkt in Longtown en andere markten, en is het daarna overgeslagen
naar Frankrijk en Ierland. Door indirect contact met besmette installaties
heeft de epidemie ook Nederland bereikt. Vermoedens over andere oorzaken
van de crisis konden niet worden onderbouwd.
6. Omdat slechts
een zeer klein aantal gevallen feitelijk is getest en bij relatief weinig
gevallen de ziekte tijdens laboratoriumtests ook werkelijk is vastgesteld,
is het van wezenlijk belang dat de epidemiologische gegevens worden
gepubliceerd en aan een onafhankelijke kritische beoordeling worden
onderworpen, zodat voor de toekomst lering kan worden getrokken over
de verspreiding en de bestrijding van de ziekte.
De kadervoorwaarden
voor de bestrijding van MKZ in 2001
7. De sterke toename
van de gebruiksveestapel en de beweidingsdichtheid in sommige zones
van de EU, de stijging van de diertransporten en de intensivering van
de handel in de EU en met derde landen gedurende de afgelopen decennia
hebben het gevaar van infectie van grote delen van de dierenpopulatie
in de EU vergroot en hebben derhalve geleid tot hoge verliezen voor
de economie en hoge kosten voor de overheid in verband met de noodzakelijke
controle- en bestrijdingsmaatregelen en de vergoedingen die moesten
worden betaald. De steunmechanismen in het kader van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid in de EU werken intensief vervoer van en handel in MKZ-gevoelige
dieren op de interne markt en derhalve ook de verspreiding van veeziekten
in de hand zonder dat daar een dienovereenkomstige uitbreiding van de
controle en de veterinaire stelsels en onderzoek naar vaccins en moderne
testapparatuur tegenover staat.
8. Verschillende
lidstaten van de Europese Unie volgden de strategie om alle runderen
in te enten voordat de Europese Unie in 1991 besloot over te gaan tot
de huidige praktijk om de dieren af te maken.
9. In de EU is,
in afwijking van de tot dan toe in de meeste lidstaten gebezigde praktijk,
de profylactische inenting tegen MKZ sinds 1992 verboden. Op basis van
het verbod wordt derhalve ook in het geval van een MKZ-uitbraak in principe
een "non-vaccinatiebeleid" gevolgd. Dit beleid is afgestemd
op de handelspolitieke aanbevelingen van het Internationaal Bureau voor
besmettelijke veeziekten (Office International des Epizooties - OIE),
die de voorwaarden voor en gevolgen van noodvaccinaties bij het uitbreken
van MKZ - althans ten tijde van de crisis in 2001 - ontoereikend vastlegden.
De aanbevelingen van het OIE omvatten veel te lange termijnen voor het
opnieuw verkrijgen van de voor de handel zo belangrijke "MKZ-vrij"-status,
wanneer in het geval van een uitbraak noodvaccinaties (preventieve vaccinaties)
plaatsvonden, en hierin werd geen rekening gehouden met de laatste wetenschappelijke
stand van zaken met betrekking tot tests waarmee een onderscheid kan
worden gemaakt tussen gevaccineerde en besmette dieren.
10. Bovendien was
er in de aanbevelingen van het OIE geen snelle procedure voorhanden
voor het instellen van erkende MKZ-vrije zones op het grondgebied van
het land waar uitbraken werden vastgesteld en waar een MKZ-besmettingszone
was ingesteld. De afbakening van een MKZ-vrije zone zou echter zeer
lang hebben geduurd en derhalve leek een regionalisering, in het bijzonder
in verband met noodvaccinaties, niet aantrekkelijk.
11. Het communautaire
beleid bij het uitbreken van MKZ tot die tijd was derhalve erop gericht
om de besmette kudde, alsmede MKZ-gevoelige dieren die met de besmettingshaard
of besmette vectoren in aanraking waren gekomen of ten aanzien waarvan
was aangetoond dat ze op een andere manier waren besmet (het "stamping
out"-beleid) te ruimen. Noodvaccinaties dienden in beginsel te
worden vermeden en - op verzoek van de betrokken lidstaat - slechts
in het geval van een massaal uitbreken bij wijze van uitzondering mogelijk
te zijn. Dit beleid kan na de ervaringen met MKZ in 2001 niet in zijn
huidige vorm worden voortgezet.
12. De MKZ-crisis
van 2001 heeft in de betrokken gebieden tot traumatische ervaringen
geleid. Voortaan moet bij het afbakenen van bestrijdingsstrategieën
en -methoden in het beleid van de EU en van de lidstaten rekening worden
gehouden met de sociale en psychologische uitwerking op de bevolking,
alsmede met de gevolgen voor de niet-agrarische economische sectoren,
zoals het toerisme, in gebieden die door het uitbreken van MKZ worden
getroffen. Tot op heden werden bij het beleid van principiële niet-vaccinatie
handelsaspecten te zeer op de voorgrond geplaatst.
Preventie en bestrijding
van MKZ in het Verenigd Koninkrijk in 2001
13. Het Verenigd
Koninkrijk maakte bij de bestrijding van MKZ gebruik van een rampenplan,
zoals bedoeld in artikel 5, lid 2 van Richtlijn 90/423/EEG, dat in 1993
door de Commissie werd toegestaan en voor het laatst in 2000 werd aangepast.
Dit rampenplan voldeed aan de criteria van Beschikking 91/42/EEG. Het
rampenplan was afgestemd op de ervaringen die tot die tijd met MKZ waren
opgedaan en ging uit van een plaatselijk optreden van MKZ met niet meer
dan tien uitbraken. Richtlijn 85/511/EEG bepaalt in haar door Richtlijn
90/423/EEG gewijzigde versie uitdrukkelijk dat er moet worden voorzien
in noodvaccinaties wanneer "de epizoötie zich op grote schaal
dreigt te verspreiden", en dat bij dit besluit "in het bijzonder
rekening (wordt) gehouden met de dichtheid van de veebezetting in sommige
gebieden en de noodzaak speciale rassen te beschermen". Het Britse
onderzoek naar de opgedane ervaringen "Lessons to be learned"
toonde echter aan dat nergens uit bleek dat het VK zich bij de aanpassing
van zijn strategisch beleid aan de Europese verslagleggingsrichtsnoeren
van 1999 had gehouden. De rampenplannen voor vaccinatie waren minimaal.
Dit was een fundamenteel zwak punt van het Britse rampenplan en de beleidsuitvoering,
die de Commissie had moeten toetsen en waarin correcties hadden moeten
worden aangebracht.
14. Op het moment
dat in het Verenigd Koninkrijk het uitbreken van MKZ werd bevestigd,
was er reeds sprake van 50 tot 70 uitbraken en vervolgens van 12 (mini-)epidemieën.
De omvang van de MKZ-crisis in 2001 reikte derhalve veel verder dan
die welke als uitgangspunt was gebruikt voor de nationale en regionale
rampenplannen. Op grond van de voorafgaande ervaringen en de in te schatten
risico's zou het echter buitensporig zijn geweest om het MKZ-rampenplan
met inbegrip van de nodige personele en materiële middelen op een
dergelijke omvang af te stemmen. Het rampenplan zou echter vanuit het
huidige perspectief ook een scenario voor een ernstige en uitgebreide
uitbraak, inclusief een slechtst denkbare situatie, hebben moeten omvatten.
15. De rampenplannen
en de personele en logistieke voorbereiding op een uitbraak van MKZ
of andere meldplichtige exotische dierziekten in het Verenigd Koninkrijk
vertoonden echter volgens een door de nationale veterinaire diensten
in opdracht gegeven rapport van februari 1999 ("Rapport-Drummond")
aanzienlijke tekortkomingen. De aanbevelingen in dit rapport betreffende
de oplossing van deze problemen werden voor de uitbraak van de crisis
nauwelijks ten uitvoer gelegd, ook al toonde het hoofd van de nationale
veterinaire dienst zich in juli 2000 bezorgd over de stand van de voorbereiding,
met name met het oog op het slachten, de verwerking van kadavers, de
opleiding van het personeel en de beschikbaarheid van rampenplannen,
die aan de nieuwste stand zijn aangepast.
16. Aan het Verenigd
Koninkrijk werd onmiddellijk een uitvoerverbod opgelegd, terwijl de
Britse regering er van 20 februari 2001 (toen het eerste geval bevestigd
werd) tot 23 februari 2001 mee wachtte om een verbod uit te vaardigen
op het vervoer van MKZ-gevoelige dieren op nationale schaal en de veemarkten
te sluiten. Dit uitstel veroorzaakte een aanzienlijke toename van het
aantal gevallen. Volgens de huidige inzichten zou weliswaar een onmiddellijk
nationaal vervoersverbod van MKZ-gevoelige dieren bij de eerste vaststelling
van MKZ in het Verenigd Koninkrijk op zijn plaats geweest zijn, maar
dat zou op het gegeven tijdstip door grote delen van de bevolking als
overdreven zijn beschouwd.
17. Het ontbreken
van een doeltreffend systeem voor snelle identificatie en tracering
van de transportwegen van schapen, de diersoort die het zwaarst door
de ziekte getroffen was, en de tekortkomingen bij de controles op handelaren
en markten hebben de bestrijding van de epidemie aanzienlijk bemoeilijkt.
18. De structuren
en de organisatie van de overheid (regerings- en bestuursdiensten) in
het Verenigd Koninkrijk zijn zeer complex. De aanpak van de epidemie
werd gekenmerkt door een tekort aan coördinatie tussen het personeel
van de veterinaire diensten en van de beleidsdiensten binnen de Nationale
Veterinaire Dienst en tussen de regio's en het centrum. Dit leidde tot
een aantal problemen bij de vaststelling en tenuitvoerlegging van de
controlestrategie van de regering. Een duidelijke afbakening van bevoegdheden
ontbrak eveneens.
19. Het veterinair
personeel dat voltijds in Britse overheidsdienst werkt, werd in de afgelopen
20 jaar tot ongeveer de helft teruggebracht, waarbij echter het aantal
van de doorgaans in het veld actieve dierenartsen in overheidsdienst
volgens de Britse regering slechts weinig varieerde. Deze ingrijpende
inkrimping van het personeel van de nationale veterinaire dienst viel
bovendien samen met de opheffing van plaatselijke veterinaire centra
en de concentratie in regionale centra, hetgeen wel moest leiden tot
een verloren gaan van kennis betreffende specifieke plaatselijke kenmerken.
Daardoor werd over de hele linie het vermogen om op de crisis te reageren,
ondermijnd, te meer daar in dezelfde periode de gebruiksveestapel aanzienlijk
toenam. Aan het begin van de epidemie was er onvoldoende personeel om
het snel groeiende aantal besmette boerderijen en de nodige controle-
en uitroeiingsmaatregelen aan te kunnen. Als gevolg daarvan moest een
groot aantal buitenlandse dierenartsen snel worden aangeworven om de
epidemie te helpen bestrijden. Een internationaal plan voor hulpverlening
van overheidswege was niet beoogd. In een groot aantal gevallen werd
het hulpaanbod van veeartsen uit het Verenigd Koninkrijk - zowel met
als zonder MKZ-ervaring - afgewimpeld, hoewel er honderden buitenlandse
veeartsen werden ingezet. Hun hulp was van onschatbare waarde, hoewel
in sommige gevallen bij de boeren mogelijk onzekerheid ontstond, wat
deels toe te schrijven was aan taalproblemen.
20. Het voorlichtingsbeleid
van de Britse regering was vóór en tijdens de crisis ontoereikend.
De inhoud van het rampenplan was aan het begin en tijdelijk tijdens
het uitbreken niet bekend (zij verscheen pas in augustus 2001 op de
website van het Ministerie van Landbouw). De Farmers' Union van Ulster
was aan het begin van het uitbreken van de epidemie zelfs niet op de
hoogte van het bestaan van het rampenplan.
21. De informatiestroom
van de overheidsinstanties naar de plaatselijke bureaus en getroffen
boeren was zwak, en de adviezen van de diverse regeringsinstanties werden
meermaals gewijzigd, weken van elkaar af of waren zelfs met elkaar in
tegenspraak. Bovendien hebben functionarissen van het Ministerie van
Landbouw, Bosbouw en Visserij via de infolijn van de Britse Boerenbond
(National Farmers' Union - NFU) volgens de NFU herhaaldelijk om advies
gevraagd omdat de benodigde informatie binnen het ministerie zelf niet
beschikbaar was.
22. Veel van de
problemen bij de bestrijding van de epidemie kwamen voort uit de bureaucratische
en formalistische procedures voor de toekenning van vergoedingen, herhaalde
vertragingen bij de besluitvorming en het optreden van overheidsinstanties,
vooral in verband met de verwijdering van de kadavers, het ontbreken
van efficiënte rampenplannen, ontoereikend geïnformeerd veterinair
personeel, onderbezetting van de plaatselijk opgerichte bureaus voor
de bestrijding van de epidemie, schendingen van de voorschriften inzake
dierenbescherming bij de ruiming en in verband met het vervoersverbod.
Niettemin wordt erkend dat de afwikkeling van schadeclaims op een billijke
en doordachte manier dient te geschieden om fraude te voorkomen. In
individuele gevallen werd ook gemeld dat de betrokken boeren in verband
met de ruiming geïntimideerd en onder druk waren gezet. De genoemde
tekortkomingen en het deels ontoereikende voorlichtingsbeleid leidden
bij de betrokkenen tot aanzienlijke stress waarvan velen maanden na
de crisis nog de psychische gevolgen ondervonden.
23. Anderzijds
heeft het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie in maart 2001
vastgesteld dat de organisatorische reactie van het Verenigd Koninkrijk
op het uitbreken van MKZ zowel op nationaal als plaatselijk niveau efficiënt
en doeltreffend was, en dat de snelheid waarmee de centrale en plaatselijke
crisiscentra werden opgezet, indrukwekkend was. Bovendien werd gewezen
op de opofferingsgezindheid van het personeel dat werd ingezet ter bestrijding
van de crisis. Tegelijkertijd merkte het VVB echter op dat de omvang
van de epidemie de voor de bestrijding ervan beschikbare middelen al
snel te boven ging.
24. Ondanks de
snelle verspreiding van de epidemie gedurende de eerste paar weken,
bleven grote delen van het land MKZ-vrij en in bepaalde gedeelten, zoals
Kent, werd de epidemie met succes uitgeroeid.
25. Vanaf eind
maart 2001 baseerde de Britse regering zich bij haar besluiten op epidemiologische
modellen. De wijze van verspreiding speelde bij het opstellen van modellen
volgens het hoofd van de groep van wetenschappelijk adviseurs van de
Britse regering geen rol. Nog altijd is omstreden of de niet formeel
erkende modellen die zijn gebruikt om het verloop van de epidemie in
kaart te brengen wel wetenschappelijk waren: dit wordt met name nog
steeds betwist door veterinaire wetenschappers met MKZ-ervaring. De
gebruikte modellen resulteerden uiteindelijk in het eind maart 2001
geformuleerde voorstel tot toepassing van de nieuwe "24/48 hours
contiguous cull" (het doden van vatbare dieren op besmette boerderijen
binnen 24 uur na vaststelling van de besmetting en van vatbare dieren
op nabijgelegen boerderijen binnen 48 uur) - een strategie die onvermijdelijk
resulteerde in laksheid bij de naleving van bioveiligheidsnormen en
aantoonbare inbreuken op de wetgeving inzake dierenwelzijn.
26. De epidemie
leek echter uit de hand te lopen, tot zij tegen eind maart 2001 haar
hoogtepunt bereikte. Op dat ogenblik werd een begin gemaakt met de toepassing
van de "24/48 hours contiguous cull", werden de personele
middelen uitgebreid en werd het leger ingezet om de logistieke problemen
bij het opruimen van kadavers de baas te worden. Omstreden en twijfelachtig
is of de "24/48 hours contiguous culls" feitelijk hebben geleid
tot een ommekeer in het verloop van de epidemie (van een toename naar
een afname van het aantal gevallen), ook al omdat het preventief ruimen
van dieren op nabijgelegen boerderijen in veel gevallen in de praktijk
niet kon worden uitgevoerd.
27. De inzet van
het leger, met name met het oog op de logistieke ondersteuning bij het
verwijderen van kadavers, vond pas op een relatief laat tijdstip plaats,
namelijk toen de epidemie reeds niet meer onder controle was en dieren
soms dagenlang dood op de desbetreffende boerderijen lagen. Achteraf
gezien zou, indien het leger in een eerder stadium was ingezet, de achterstand
bij het verwijderen van de kadavers zijn verminderd en zou de betrokken
boeren en plattelandsgemeenschappen leed zijn bespaard.
28. De bestrijding
van de epidemie in het Verenigd Koninkrijk verliep in Schotland (County
of Dumfries and Galloway) beter dan in andere gebieden, aangezien de
communicatiekanalen korter waren en de aanpak van een geïntegreerde
rampenplanning werd gevolgd (de politieke besluiten en logistieke controle
lagen vooral op regionaal niveau, ook al oefende de nationale veterinaire
dienst op grond van speciale nationale overeenkomsten haar hierin vastgelegde
bevoegdheden ook in Schotland uit). Bovendien waren sinds de vliegtuigramp
van Lockerbie bijzondere crisismechanismen ontwikkeld. Het totale aantal
MKZ-gevallen was evenwel in Schotland ook lager en de verplaatsingen
van dieren vonden over het algemeen in zuidwaartse richting plaats.
29. Het grote aantal
dieren dat werd geruimd heeft tot enorme problemen geleid bij de verwijdering
van de kadavers, die had kunnen worden beperkt dankzij vaccinaties op
boerderijen in de buurt of in een bepaalde radius rond de besmette boerderijen.
30. Het besluit
van de Britse regering om in het kader van het massale preventief ruimen
van dieren kadavers in massagraven te begraven of te verbranden, werd
in de meeste gevallen zonder een passende raadpleging van de plaatselijke
instanties genomen. Daardoor werd er inbreuk gemaakt op de richtsnoeren
voor de menselijke gezondheid en het milieu door emissies en grondwatervervuiling.
Dat was een enorme belasting voor de omringende bevolking, en de tv-beelden
van brandstapels en massagraven shockeerden de burgers in hun opvatting
over een gepaste omgang met dieren en hadden vernietigende gevolgen
voor het toerisme in de betrokken gebieden. De impact van deze verwijderingsmethoden
op het milieu werd in de concrete situatie destijds niet gecontroleerd
om tot conclusies te komen, hoewel wordt erkend dat er kankerverwekkende
stoffen in de atmosfeer terecht zijn gekomen als gevolg van het verbranden
van kadavers op brandstapels.
31. het ruimen
van vee leidde tengevolge van de daarmee verband houdende tijdsdruk
in een aantal gevallen tot schendingen van de regelgeving inzake dierenbescherming.
Naar verluidt hebben dieren onnodig geleden ten gevolge van het ondeskundig
handelen bij het doden door gedeeltelijk onvoldoende geschoold personeel.
Dit leidde er op zijn beurt toe dat een groot aantal veehouders en hun
gezinsleden onnodig hebben geleden. De lidstaten zouden de noodzakelijke
scholing van personeel moeten overwegen vóórdat er een
epidemie uitbreekt;
32. Met de massale
preventieve ruiming van dieren en het transport van de kadavers naar
massagraven of verbrandingslocaties liep men eveneens het risico dat
het virus zich verder verbreidde via het ingezette personeel of hun
apparaten en door het vervoer van gedode dieren door niet-besmette gebieden.
Er zijn anekdotische aanwijzingen dat dit inderdaad is geschied, maar
er werden destijds geen officiële controles verricht.
33. Voor de in
Cumbria, en ook in Dumfries en Galloway verplichte "3 km cull",
d.w.z. het preventief ruimen van schapen, varkens en geiten in een straal
van drie kilometer rond een besmette boerderij, ontbrak mogelijk een
nationale rechtsgrondslag, afgezien nog van de vraag of deze maatregel
praktisch en proportioneel was. De vraag betreffende de rechtmatigheid
van de "3 km cull" kan uiteindelijk echter alleen worden beantwoord
door de rechtbanken. In het Verenigd Koninkrijk heeft de rechter in
twee zaken vastgesteld dat de "cull" in feite rechtmatig was.
Een uitdrukkelijke toestemming of een uitdrukkelijk verbod op Europees
niveau valt wat dat betreft niet te verwachten.
34. De vaccinatie
van runderen van eind maart/begin april 2001 in Cumbria was een optie
die was aanbevolen door de Chief Scientific Adviser van de regering
en de Chief Veterinary Officer op voorwaarde dat bepaalde criteria,
waaronder de steun voor landbouwers, werden nageleefd. De regering achtte
deze optie niet realiseerbaar vanwege te weinig ondersteuning door de
National Farmers' Union en de levensmiddelenhandel (de weerstand tegen
vaccinaties was bij een aantal boeren blijkbaar gebaseerd op de onjuiste
veronderstelling dat er geen EU-schadeloosstelling voor de mogelijke
waardevermindering van gevaccineerde dieren beschikbaar was). De invloed
van betrekkelijk kleine specifieke belangengroeperingen (delen van de
vleesproducerende landbouwsector en de levensmiddelenhandel) op besluiten
die van belang zijn voor het algemeen welzijn van hele regio's, schijnt
in dit verband bij de aanpak van de MKZ-crisis in 2001 in het Verenigd
Koninkrijk onevenredig groot te zijn geweest. Dit is des te bedenkelijker,
omdat bij de levensmiddelenhandel de ongegronde en onbewezen vrees bestond
dat de consument producten van gevaccineerde dieren niet zou accepteren.
Het is zaak om in de naaste toekomst tot een akkoord en overeenstemming
te komen om vast te stellen dat vlees en melk van gevaccineerde dieren
veilig zijn voor menselijke consumptie, om te voorkomen dat bij een
toekomstige epidemie opnieuw dit soort discussie wordt gevoerd.
Bestrijding van
MKZ in Nederland
35. Het MKZ-virus
is kennelijk Nederland binnengekomen via een transport van Ierse kalveren
die waren blootgesteld aan het virus dat zich bevond bij schapen uit
het Verenigd Koninkrijk, tijdens een verplichte rustperiode op een officiële
pleisterplaats voor diertransporten in Mayenne, Frankrijk.
36. De organisatie
bij de bestrijding van MKZ in Nederland berustte op de ervaringen die
waren opgedaan met de varkenspestcrisis. In het MKZ-rampenplan waren
de verantwoordelijkheid en de procedures duidelijk geregeld: de besluitneming
vond plaats op centraal niveau en de tenuitvoerlegging op regionaal
niveau; er werd te weinig aandacht geschonken aan de plaatselijke en
regionale kennis van zaken.
37. Het besluit
tot instelling van een regionaal crisiscentrum werd echter pas genomen
bij de eerste uitbraak van MKZ. De opzet van de regionale organisatie
- inzet van personeel, voorzieningen - duurde meerdere dagen, waardoor
waardevolle tijd verloren ging voordat de organisatie voor de tenuitvoerlegging
van veterinaire maatregelen en de opbouw van een netwerk met andere
betrokkenen in de regio volledig operationeel was en doeltreffend werkte.
38. De strategie
van Nederland was er aanvankelijk op gericht het MKZ-virus zo snel mogelijk
uit te roeien om terug te keren tot de status "MKZ-vrij zonder
vaccinatie". De daaruit voortvloeiende aanzienlijke sociale en
psychologische gevolgen voor de plattelandsbevolking werden door de
regering op de koop toe genomen. Maar toen de toename van het aantal
te ruimen dieren groter dreigde te worden dan de beschikbare kadaververwerkingscapaciteit,
werd toestemming voor noodvaccinaties ter behoud aangevraagd en werden
deze noodvaccinaties verricht. Pas toen het vaccinatieprogramma was
voltooid en de epidemie uitgeroeid, schakelde de regering weer over
op het slachten van gevaccineerde dieren opdat de export reeds na drie
maanden kon worden hervat in plaats van na twaalf maanden overeenkomstig
de aanbevelingen van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten.
39. Het massale
preventief ruimen van dieren leidde in Nederland en elders in de EU
tot grote verontwaardiging bij het publiek; landbouwers, met name melkveehouders,
veetelers, schapen- en geitenhouders en -fokkers en kleine boeren die
voor hun hobby dieren houden en fokken, alsmede de meeste dierenartsen,
de niet-agrarische plattelandsbedrijven en de samenleving als geheel,
waarin steeds meer nieuwe, speciale belangenorganisaties ontstonden,
pleitten voor nood- of preventieve vaccinaties, waarna de dieren in
leven konden blijven, in plaats van ruiming. De MKZ-crisis in Nederland
en de verontwaardiging bij het publiek kregen in de media zeer veel
aandacht.
40. Soms ontbrak
het aan een toereikende capaciteit om de maatregelen ten uitvoer te
leggen, wat tot ongewilde aanpassingen in de plannen leidde.
41. Ook in Nederland
vielen aanzienlijke tekortkomingen bij de bestrijding van MKZ toe te
schrijven aan een ontoereikende coördinatie en een ontoereikend
voorlichtingsbeleid van de nationale autoriteiten, alsmede aan ontbrekende
contactmogelijkheden voor de betrokken boeren met de verantwoordelijke
overheidsinstanties.
42. In de eerste
dagen van de crisis in Nederland werd een ruimingsbeleid gevoerd. Al
spoedig werd, met toestemming van de Commissie, bij de bestrijding van
de veeziekte de zogenaamde ringvaccinatie toegepast. Alle dieren binnen
die ring werden uiteindelijk geruimd om zo vroeg mogelijk weer te kunnen
exporteren. Het besluit om de gevaccineerde dieren te ruimen werd genomen
na raadpleging en met instemming van de landbouworganisaties. In Nederland
werden uiteindelijk ca. 10 000 dieren per besmette boerderij geslacht,
vergeleken met 2 000 in het Verenigd Koninkrijk. Dit lag echter ook
aan de bijzonder grote dichtheid van de veestapel in Nederland en aan
het feit dat de vaccinatie in het gebied rond Oene in een grote straal
van 25 km als noodvaccinatie was gepland en toegestaan met als doel
het verdere normale gebruik van de gevaccineerde dieren.
43. De Nederlandse
regels inzake inhoudingen op de vergoedingen voor de boeren leidden
tot deels buitengewone verlagingen die als onterecht werden gezien.
Het stelsel van vergoedingen en inhoudingen bij veeziekten varieert
in de EU zo sterk dat het gevaar van concurrentiedistorsies bestaat.
Ervaringen in Frankrijk
44. De Franse autoriteiten
lieten onmiddellijk nadat de eerste MKZ-uitbraak in het Verenigd Koninkrijk
bekend werd, het MKZ-rampenplan op nationaal en regionaal niveau in
werking treden en stelden, met medewerking van de betrokken beroepsorganisaties,
crisisteams in.
45. MKZ werd in
Frankrijk eveneens bestreden door preventieve ruiming, gepaard gaande
met serologisch onderzoek en een tijdelijk vervoersverbod voor dieren
die voor besmetting vatbaar waren. Van vaccinaties werd afgezien. Bij
de twee MKZ-uitbraken in Frankrijk werden de voor besmetting vatbare
dieren binnen een straal van 3 km om de betrokken boerderijen geruimd.
46. De MKZ-bestrijding
in Frankrijk in 2001 was doeltreffend en succesvol, waarbij echter ook
hier werd ingezien dat de identificatie en registratie van schapen voor
verbetering vatbaar was. De economische en sociale consequenties speelden
echter ook bij de strategie tot bestrijding van MKZ in Frankrijk geen
belangrijke rol. Het probleem van de vaccinatie is in Frankrijk niet
aan de orde geweest, gezien het beperkte aantal MKZ-uitbraken.
47. Het vraagstuk
van ongelijke compensaties voor geleden schade speelde ook in Frankrijk
een rol.
Ervaringen in Ierland
48. De Ierse en
Noord-Ierse autoriteiten waren door de uitbraken in Groot-Brittannië
van tevoren gewaarschuwd en konden zich heel goed voorbereiden op het
optreden van MKZ. De samenwerking en coördinatie tussen Ierland
en Noord-Ierland verliep zonder problemen en droeg er in belangrijke
mate toe bij dat het optreden van MKZ regionaal zeer beperkt bleef.
De maatregelen waren doeltreffend en efficiënt.
49. Het vaccinatievraagstuk
speelde wegens het geringe aantal uitbraken op het Ierse eiland geen
rol.
Ervaringen in Griekenland
50. In Griekenland
zijn MKZ-epidemieën altijd sporadisch voorgekomen, d.w.z. de ziekte
is niet endemisch. De uitbraken doen zich voornamelijk in de oostelijke
delen van het land voor (Evros, Mitilene, Chios, Samos, Dodekanesos),
want het is bekend dat de ziekte in Turkije endemisch is, terwijl dit
in andere buurlanden niet het geval is. Vroeger werd aangenomen dat
de ziekte Griekenland binnenkomt door de illegale invoer van levende
dieren. Na de epidemieën in 1994 en 1996 waarbij duizenden dieren
moesten worden afgemaakt, zijn de veehouders in Griekenland van het
probleem doordrongen geraakt; zij beweren dat er geen dieren meer illegaal
uit het buurland worden ingevoerd.
51. De laatste
epidemie in de zomer van 2000 in de provincie Evros was te wijten aan
het contact tussen dieren langs de Grieks-Turkse grens in de bedding
van de rivier de Evros, waarin het water door de grote droogte laag
stond. Zo konden de kuddes tijdens het grazen en drinken met elkaar
in aanraking komen. Aangezien het virus zeer agressief is en uiterst
gemakkelijk kan worden overgedragen, kon de besmetting gemakkelijk plaatsvinden.
De herkomst van de geïsoleerde virusstam is met behulp van PCR
in het laboratorium vastgesteld, namelijk sero-type Azië 1, een
soortgelijk virus als aan de overzijde van de Evros.
52. Tijdens de
epidemie in de zomer van 2000 waren er in de provincie Evros 12 haarden.
Ongeveer 8 000 dieren (5 400 runderen, 2 300 schapen en geiten en 300
varkens) zijn afgemaakt en begraven, de kosten bedroegen 750 000 EUR.
Dit bedrag omvat niet alleen de schadevergoedingen, maar ook de kosten
van toezicht, ontsmetting, administratieve en andere uitgaven. De maatschappelijke
beroering was gering: de media reageerden nauwelijks, evenals de dierenbeschermingsorganisaties.
Rol van de Commissie
bij de MKZ-bestrijding
53. De Commissie
heeft bij het uitbreken van de crisis onmiddellijk gereageerd en de
nodige maatregelen getroffen. Zij heeft in het verdere verloop van de
crisis, aan de hand van adviezen van het Permanent Veterinair Comité,
haar besluiten tijdig aan de ontwikkeling van de crisis aangepast en
deze gedocumenteerd. Wat de aanpak van de crisis door de Commissie betreft,
kan geen verzuim worden vastgesteld. Ook de nationale veterinaire autoriteiten
van de betrokken lidstaten hebben met klem gewezen op het uitstekende
optreden van de Commissie bij de bestrijding van de crisis.
54. Een toetsing
van de rampenplannen van de lidstaten door de Commissie heeft echter
binnen een redelijk tijdsbestek sedert de invoering van het verbod op
profylactische vaccinaties in 1992 niet plaatsgevonden. Afgezien van
de toetsing in het kader van de goedkeuring van de rampenplannen was
noch de tenuitvoerlegging van het noodplan van het Verenigd Koninkrijk,
noch van dat van Nederland of Frankrijk vóór het uitbreken
van de crisis in 2001 gecontroleerd.
MKZ-bestrijding
in derde landen
55. Systematische
preventieve vaccinatie is gebruikelijk in talrijke landen waar MKZ endemisch
is. Noodvaccinaties in combinatie met gerichte ruiming heeft in de afgelopen
jaren in Albanië (1996), Korea en Zuid-Afrika (2000) en Uruguay
(2001) tot een snelle uitroeiing van de ziekte geleid.
56. Uit het voorbeeld
van de MKZ-bestrijding in Uruguay in 2001 blijken de aanzienlijk positieve
aspecten van noodvaccinaties zonder aansluitende slachting van de dieren
bij een grootschalige uitbraak, hoewel de specifieke omstandigheden
daar niet met die in de EU vergelijkbaar zijn. Door de massale vaccinatie
van 10 miljoen runderen, in combinatie met vervoersbeperkingen, werd
de ziekte binnen vijftien weken uitgeroeid. Amper 7.000 dieren werden
geruimd. De gevolgen voor het sociale leven waren beperkt en de kosten
voor het uitroeien van de ziekte (vaccins, ontsmettingsmiddelen, compensatie
voor de boeren) bedroegen slechts 13,6 miljoen USD.
Het vaccinatievraagstuk
in het kader van de toekomstige strategie ter bestrijding van MKZ
57. De vraag of
en in welke omvang bij het uitbreken van MKZ gevaccineerd moet worden,
is ook na de ervaringen die in 2001 zijn opgedaan, niet duidelijk en
a priori voor alle gevallen te beantwoorden. Vanwege de huidige implicaties
voor de internationale handel is de vaccinatiebeslissing overigens geen
wetenschappelijke, maar een politieke beslissing en hangt ervan af met
welke omstandigheden en belangen rekening wordt gehouden en wat de prioritaire
doelstellingen bij de bestrijding van de epidemie zijn. Een dergelijk
besluit moet echter altijd zijn gebaseerd op degelijke wetenschappelijke
bewijzen en ervaring en rekening houden met de specifieke omstandigheden
van een epidemie. Veel bezwaren tegen vaccinatie kunnen worden weggenomen
door verstandig overleg en duidelijke afspraken met de betrokken partijen
voordat er een eventuele nieuwe epidemie uitbreekt. Ondanks recente
wijziging van de aanbevelingen van het Internationaal Bureau voor besmettelijke
veeziekten zou de drie maanden durende 'handelssanctie' bij vaccinatie,
naar de mening van veel autoriteiten, door een toekomstig besluit van
het OIE moeten worden opgeheven zodat ruiming en vaccinatie gelijk worden
behandeld. Door een dergelijke wijziging zou het mogelijk zijn besluiten
te nemen op basis van een adequate ziektebestrijding en niet op grond
van economische en politieke overwegingen.
58. Uit de hoorzittingen
van de Tijdelijke Commissie mond- en klauwzeer van het Europees Parlement
is op het punt van de doeltreffendheid van vaccinaties ter beperking,
resp. uitroeiing van MKZ ook uit veterinair resp. epidemiologisch oogpunt,
b.v. het aantal serotypen, snelheid van handelen, problemen met het
onderscheiden van antilichamen van geïnfecteerde dieren, niet gebleken
dat de deskundigen het volledig met elkaar eens zijn. Een groot aantal
deskundigen benadrukte echter dat noodvaccinatie onder bepaalde voorwaarden
in vergelijking met de "stamping out"-methode een betere methode
voor MKZ-bestrijding is. Voor het vaccinatieprobleem moet steeds in
het concrete geval een oplossing worden gevonden. Dit probleem moet
ook worden gezien tegen de achtergrond van het risico van toekomstige
MKZ-uitbraken als gevolg van de toegepaste bestrijdingsmethode.
59. De massale
ruiming van dieren en de daarop volgende vernietiging van het vlees
hebben geleid tot groot maatschappelijk protest en zijn in ethisch opzicht
alleen door bijzondere sociaal-economische redenen te rechtvaardigen.
Daarnaast hebben sommige landen meer uitgegeven aan ziektebestrijdingsbeleid
dan zij konden redden aan verloren exporthandel. Desbetreffende beslissingen
moeten transparant zijn, anders zijn de bevolkingsgroepen die vooral
onder het non-vaccinatiebeleid te lijden hebben gehad, bij een latere
MKZ-uitbraak niet te vinden voor de noodzakelijke samenwerking. Bij
de epidemie in 2001 is duidelijk geworden dat massale ruiming als in
het VK en Nederland door het publiek niet meer aanvaard zal worden en
dat alternatieve bestrijdingsstrategieën derhalve essentieel zijn.
60. De veterinairrechtelijke
(en door handelsoverwegingen ingegeven) doelstelling om de epidemie
zo snel mogelijk uit te roeien bij een zo klein mogelijk aantal ruimingen
mag niet inhouden dat principieel van vaccinaties wordt afgezien, en
moet steeds worden afgewogen tegen andere politieke doelstellingen,
zoals het voorkomen van buitensporige economische verliezen in alle
daarmee samenhangende sectoren van de levensmiddelenproductie en andere
economische sectoren, en het voorkomen van traumatische psycho-sociale
ervaringen in de betrokken regio's.
61. De tegenwoordig
ter beschikking staande vaccins maken het - althans bij kuddes - mogelijk
tussen besmette en gevaccineerde dieren te onderscheiden. Het probleem
van de overdracht van MKZ door "carrier"-dieren (dieren waarbij
het virus onder bepaalde voorwaarden na meer dan 28 dagen na een besmetting
nog aantoonbaar is, maar die in sommige gevallen geen antistoffen tegen
niet-structurele eiwitten ontwikkelen en geen klinische symptomen hebben)
bestaat weliswaar in beginsel nog steeds en is vooralsnog niet kwantificeerbaar.
Het risico van overdracht van MKZ door "carrier"-dieren is
echter volgens vele deskundigen uiterst gering.
62. De internationale
erkenning van serologische tests om - althans bij kuddes - antistoffen
tegen 3ABC- of andere niet-structurele eiwitten aan te tonen om na een
noodvaccinatie zo spoedig mogelijk de status "MKZ-vrij" te
verkrijgen, is een belangrijke factor bij het besluit over vaccinatie
bij het uitbreken van MKZ.
63. Het Wetenschappelijk
comité voor gezondheid en welzijn van dieren heeft al in maart
1999 gesteld dat de kansen die vaccineren en testen bieden, in combinatie
met slechts drie maanden durende handelsbeperkingen, de strategie voor
de toekomst bepalen.
64. De negatieve
handelsgevolgen voor de export van levende dieren en dierlijke producten
bij vaccinatie zijn na de wijziging van de "Animal Health Code"
van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) in
mei 2002 (verkorting van de termijn voor de verkrijging van de "MKZ-vrij"-status
tot 6 maanden bij noodvaccinaties zonder daarop volgende ruiming) duidelijk
geringer. Dit impliceert echter dat de invoering van een vaccinatiebeleid
waardoor de dieren kunnen blijven leven volgens de huidige aanbevelingen
nog steeds commercieel onaantrekkelijk is, vergeleken bij een "stamping
out"-beleid, waarna deze status al na drie maanden kan worden verkregen.
65. Noodvaccinatie
met als doel de dieren met het oog op hun verdere normale gebruik te
laten leven, dient derhalve in de toekomst bij een uitbraak niet meer
te worden gezien als een laatste middel bij de bestrijding van MKZ,
maar moet vanaf het begin als een van de eerste opties in overweging
worden genomen. Bij besmette boerderijen en bekende gevaarlijke contacten
is slachting de onmiddellijke vereiste. Daarbij moeten aan de hand van
een transparante lijst van criteria de te verwachten gevolgen van de
respectieve bestrijdingsstrategieën worden afgewogen. Personele
en materiële middelen voor een doeltreffende tenuitvoerlegging
van een vaccinatiestrategie moeten in de gehele EU snel ter beschikking
worden gesteld.
66. Een door de
Commissie eventueel in het kader van een voorstel voor een nieuwe regeling
ter bestrijding van MKZ opgestelde lijst met criteria voor noodvaccinaties
bij een uitbraak van MKZ zou onvolledig zijn als daarbij de economische,
psychische en sociale gevolgen van de beslissing voor de betrokken gebieden
buiten beschouwing zouden worden gelaten. Deze gevolgen moeten bij het
te nemen besluit over de methode van de MKZ-bestrijding in aanmerking
worden genomen. De bestrijding van MKZ mag niet alleen ? zoals bij vroegere
besmettelijke veeziekten het geval was - als veterinairrechtelijke maatregel
ter bescherming van de veestapel of bepaalde handelsbelangen worden
gezien, maar moet ook de veranderde leefwijze van de bevolking, de veranderde
instelling tegenover milieu en dierenbescherming en de toegenomen mobiliteit
in aanmerking nemen, en gepaard gaan met een kosten-batenanalyse van
de bestrijdingsstrategie.
67. Bij zeldzame
dieren in dierentuinen of wildparken en bij wetenschappelijk waardevolle
dieren in laboratoria moet principieel van ruiming worden afgezien en
overgegaan worden tot vaccinatie indien verspreiding van het virus niet
op andere wijze kan worden uitgesloten.
68. Noodvaccinatie
moet altijd dan plaatsvinden als daarmee het massaal begraven van dieren
of de verbranding daarvan op brandstapels, met daaraan verbonden risico's
voor milieu en volksgezondheid, kan worden vermeden en het risico van
een eventuele verdere verspreiding van het virus door gevaccineerde
dieren betrekkelijk klein is.
69. De verdeling
van een land in MKZ-vrije en niet-vrije gebieden dient in de toekomst
bij een grote uitbraak een belangrijke rol te spelen, o.a. ter bepaling
van de bestrijdingsstrategie, en dient altijd in geval van vaccinatie
plaats te vinden.
70. De terugkeer
naar profylactische (routinematige) vaccinatie tegen MKZ is momenteel
nog geen nastrevenswaardige optie, vooral niet omdat er 7 verschillende
serotypes bestaan die niet door een enkele vaccinatie kunnen worden
bestreden, en binnen deze serotypes 80 bekende subtypes bestaan, die
evenmin volledig door vaccinatie kunnen worden bestreden. De keuze van
het juiste vaccin hangt bijgevolg af van het toeval. Voor het overige
zouden de handelsgevolgen nu nog ernstig zijn, niet alleen omdat ingeënte
dieren volgens de OIE-aanbevelingen niet naar landen met een "MKZ-vrij
zonder vaccinatie"-status uitgevoerd kunnen worden, maar ook omdat
de uitvoer van overige dierlijke producten van ingeënte dieren
naar landen met de status "MKZ-vrij zonder vaccinatie" in
de praktijk aanzienlijk bemoeilijkt zou worden.
Invoerregels en
-controles in de EU
71. Volledige traceerbaarheid
van alle dierlijke producten voor menselijke consumptie binnen de EU
dient te worden gegarandeerd. Daartoe behoort vermelding van het land
van herkomst op alle leveranties van voedsel- en cateringproducten.
72. De invoerregels
die moeten voorkomen dat ziekteverwekkers, met name ziekteverwekkers
die op lijst A van het OIE staan, van elders worden overgebracht, zijn
in de gehele EU geharmoniseerd. Naast controles door veeartsen aan de
buitengrenzen voorzien deze regels in een aantal op sanitaire gronden
berustende invoerbeperkingen voor dieren en dierlijke producten, alsmede
in controle- en vergunningprocedures voor landen waaruit de EU levend
vee of dierlijke producten invoert.
73. De EU voert
geen MKZ-gevoelige dieren uit derde landen in, die niet "MKZ-vrij
zonder vaccinatie" zijn. Voor de invoer van vlees uit landen die
niet "MKZ-vrij zonder vaccinatie" zijn, gelden speciale voorwaarden
(rundvlees moet bijvoorbeeld onder andere uitgebeend en gerijpt zijn).
In tegenstelling tot wat publiekelijk wordt beweerd, zijn deze voorwaarden
niet minder streng dan die welke gelden voor de export van vlees vanuit
een lidstaat waar een MKZ?uitbraak heeft plaatsgevonden naar een andere
lidstaat.
74. Het is niet
bewezen dat veeziektes in de EU de afgelopen jaren veroorzaakt zijn
door producten die conform de regels worden ingevoerd en daarbij aan
een controle worden onderworpen. Bij een inspectie van grensposten door
het VVB zijn echter ernstige tekortkomingen in de invoercontrole aan
het licht gekomen.
75. Het grootste
gevaar met het oog op het binnenhalen van MKZ doet zich voor wanneer
dierlijke producten illegaal worden binnengebracht uit landen waar MKZ
endemisch is. Hoewel het in de praktijk vrijwel onmogelijk is een nul-risico
van illegale import te garanderen, kan en moet er meer worden gedaan
om illegale vleesimporten te controleren, te onderkennen en te vernietigen
in het kader van een gezamenlijke strategie om te voorkomen dat de ziekte
de Unie binnenkomt, alsook om het vertrouwen in de voedingssector te
herstellen.
76. Op de luchthavens
en punten van toegang tot de EU worden toeristen veel minder streng
op de invoer van producten van dierlijke oorsprong gecontroleerd dan
bijvoorbeeld in de VS, Australië of Nieuw-Zeeland. Het gevaar dat
MKZ door toeristen of via proviand wordt binnengebracht, is weliswaar
vrij gering, maar niet te veronachtzamen, zoals blijkt uit het feit
dat op de luchthaven Heathrow bijvoorbeeld bij de controle van de bagage
van vliegtuigpassagiers op enkele dagen in mei 2000 illegaal ingevoerde
levensmiddelen, waaronder vlees van exotische dieren ("bushmeat")
en verschillende soorten vis met een totaalgewicht van 3 100 kg, in
beslag werden aangenomen. Alleen al op de luchthaven van Dublin wordt
maandelijks ongeveer twee ton aan illegaal ingevoerde dierlijke producten
ontdekt en in beslag genomen.
Budgettaire aspecten
77. De begroting
van de EU wordt volgens de Commissie door de maatregelen ter bestrijding
van MKZ aanzienlijk belast. De verplichtingen in het jaar 2001 bedroegen
421 141 381 EUR (2 700 000 EUR voor Ierland, 3 300 000 EUR voor Frankrijk,
39 000 000 EUR voor Nederland en 376 141 381 EUR,- voor het Verenigd
Koninkrijk). In 2002 werden daarvoor betalingen van 400 miljoen EUR
verricht (2 700 000 EUR voor Ierland, 3 300 000 EUR voor Frankrijk,
39 000 000 EUR voor Nederland en 355 000 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk),
bij welke betalingen ook de voorschotten zijn inbegrepen waartoe in
augustus 2001 was besloten.
78. Krachtens de
communautaire wetgeving wordt een vergoeding tot maximaal 60% verstrekt
voor de kosten van de vernietiging van dieren, melk, veevoeder alsmede
desinfectiemaatregelen, enz. in het geval van een uitbraak van MKZ.
De overige 40% van de kosten worden vergoed uit de begrotingen van de
lidstaten (VK, Ierland, Frankrijk en de meeste andere lidstaten) of
uit fondsen waaraan veeboeren bijdragen (Nederland, Duitsland, Vlaanderen).
Bij de uitbraak van MKZ in 2001 heeft het Nederlandse dierziektefonds,
dat geheel bestaat uit bijdragen van boeren, de volle 40% aan kostenvergoeding
in Nederland betaald.
79. Omdat epidemieën
bij dieren niet te voorspellen zijn, zijn er in beginsel maar twee mogelijkheden
om daarop in het kader van de EU-begroting te reageren: of men treft
geen bijzondere voorzieningen en probeert bij een uitbraak binnen de
bestaande begroting niet-benodigde middelen te vinden en te gebruiken,
of de middelen worden via een aanvullende begroting beschikbaar gesteld.
Deze praktijk werd tot dusver gevolgd, maar het is wenselijk op de begroting
een bijzondere reserve te creëren waarvan het bedrag wordt vastgesteld
op basis van de opgedane ervaring, de ontwikkeling van de profylaxe
en een evaluatie van de risico's.
80. De methode
bij de beoordeling van de verliezen van de voor compensatie in aanmerking
komende boeren bepaalt ook de hoogte van de bijdrage van de Gemeenschap
en moet derhalve op een transparante en objectieve grondslag en op de
juiste waarde gebaseerd zijn, zonder dat toevallige schommelingen van
de marktprijzen hierbij een rol spelen.
Compensatieaspecten
81. Het is onaanvaardbaar
dat uitsluitend aan boeren in wier belang het "non-vaccinatiebeleid"
ten uitvoer wordt gelegd, schadevergoedingen krachtens Beschikking nr.
90/424/EEG voor het verlies van dieren tijdens een MKZ-epidemie worden
toegekend, terwijl andere boeren en anderen in de overige economische
sectoren - met name toerisme en sport - voor de verliezen als gevolg
van dit beleid zelf moeten opkomen. Tegen deze achtergrond moeten de
compensatieregelingen opnieuw worden bezien.
82. De Commissie
wordt verzocht na te gaan of en in hoeverre nationale stelsels voor
verplichte verzekering van de veeteelt in aanmerking komen voor steun
uit openbare middelen in de vorm van cofinanciering van de uitgaven,
dan wel of het zinvoller is een lidstaat waar een epidemie is uitgebroken,
financieel te helpen op basis van een individueel besluit.
83. De praktijk
bij het compenseren van landbouwers bij een MKZ-uitbraak is niet rechtvaardig.
Het is niet logisch dat alleen die landbouwers compensatie krijgen wier
dieren worden geruimd, en niet die landbouwers die dieren of dierlijke
producten als gevolg van het vervoersverbod niet op een redelijke manier
kunnen verkopen. Er dient dus ook rekening te worden gehouden met de
financiële verliezen als gevolg van een vervoersverbod. De bepalingen
van Beschikking nr. 90/424/EEG inzake vergoedingen door de EU zouden
dienovereenkomstig gewijzigd moeten worden.
84. Compensatie
voor verliezen in verband met MKZ moeten in beginsel worden gekoppeld
aan een eigen bijdrage van de ontvanger, teneinde grotere stimulansen
te geven voor het in acht nemen van de noodzakelijke maatregelen in
verband met de bioveiligheid in de landbouw. De schadevergoeding uit
openbare middelen zou niet hoger moeten zijn dan 80% van de geleden
en voor compensatie in aanmerking komende schade. Het systeem van compensatie
voor verliezen in verband met MKZ moet op Europees niveau vastgelegd
worden en gelden voor alle lidstaten, teneinde concurrentieverstoringen
te voorkomen.
85. De voorwaarden
voor het verlenen van compensatie in verband met dierepidemieën,
en met name MKZ, moeten transparant zijn, opdat vooral de betrokken
landbouwers zich niet verzetten tegen maatregelen die in het kader van
de bestrijding van epidemieën nodig zijn, omdat zij verkeerde opvattingen
hebben over eventuele compensatie.
Andere dierziekten
86. Afgezien van
MKZ wordt de gebruiksveestapel in de EU bedreigd door een reeks andere
dierziekten die deels ook gevaarlijk zijn voor de mens, zoals bijvoorbeeld
OSE en de vogelpest (avian influenza). Economisch gezien zijn de grootste
risico's momenteel MKZ, de klassieke varkenspest, de vesiculaire varkensziekte,
pseudo-vogelpest (Newcastle disease) en vogelpest.
87. Wellicht door
de algemene opwarming van de aarde doen zich overigens de laatste tijd
in de gematigde streken ziekten voor als blauwetongziekte, die door
muggen wordt overgebracht.
88. Het vaccinatiebeleid
met betrekking tot dierziekten die grote economische schade kunnen veroorzaken
en waarbij het risico bestaat dat deze van elders worden overgebracht,
is in de EU niet uniform geregeld. De beschikbare vaccins - voorzover
deze überhaupt beschikbaar zijn - bieden ten dele slechts een beperkte
bescherming of worden (zoals bij de klassieke varkenspest) om economische
redenen slechts in het kader van noodvaccinaties gebruikt.
89. Met het oog
op de intensivering van de wereldhandel en de opwarming van het klimaat
is het in Europees verband dringend noodzakelijk een uitvoerige analyse
te maken van de bestaande en te verwachten bedreiging door de overbrenging
van dierziekten van elders naar de EU die gepaard kunnen gaan met omvangrijke
economische schade.
II. dringt er bij
de Commissie resp. de lidstaten op aan de navolgende maatregelen te
treffen:
90. Bij de mondiale
MKZ-bestrijding kunnen alleen duurzame successen worden behaald als
men er in nauwe internationale samenwerking in slaagt de ziekte in de
gebieden waar MKZ nog endemisch is, in belangrijke mate terug te dringen.
De Commissie moet daarom in het kader van de FAO actief meewerken aan
een mondiale strategie voor de MKZ-bestrijding, de betrokken landen
sterker ondersteunen bij hun controle-inspanningen resp. bij het uitroeien
van MKZ, met name door in gebieden waar de ziekte chronisch heerst,
vaccins beschikbaar te stellen en bij diagnostisch onderzoek te helpen
zodat zij zichzelf kunnen redden, en zich inzetten voor een verbetering
van de samenwerking op het gebied van informatie-uitwisseling (systemen
voor vroegtijdige waarschuwing).
91. De EU heeft
met succes getracht in Turkije en Transkaukasië een bufferzone
te creëren om te voorkomen dat de ziekte zich naar Zuidoost-Europa
verspreidt. Er moeten afdoende begrotingsmiddelen voor deze maatregelen
worden gereserveerd, in deze en andere regio's aan de grens van de uitbreidende
Unie, alsmede voor ondersteuning van de bestrijding van andere A-ziekten
in ontwikkelingslanden.
92. De Commissie
moet er bij de toetredingsonderhandelingen voor zorgen dat op het moment
van toetreding de grensposten in de kandidaat-landen aan de toekomstige
buitengrenzen van de EU op het niveau van de huidige lidstaten zijn.
De lidstaten moeten de samenwerking met de kandidaat-landen bij preventie
en bestrijding van veeziekten uitbreiden, waarbij de Commissie coördinerend
optreedt.
93. De lidstaten
en de Gemeenschap moeten (door coördinatie met de bestaande vaccinbanken)
voldoende grote voorraden vaccins respectievelijk antigenmateriaal aanhouden
om deze waar nodig zonder problemen en snel beschikbaar te kunnen stellen
aan landen die aan de EU grenzen. Om een bestrijdingsstrategie op basis
van ruiming, vaccinatie of bioveiligheid ten uitvoer te leggen, is het
van essentieel belang dat lidstaten daartoe snel personeel ter beschikking
hebben.
94. Als leden van
het OIE moeten de lidstaten er in samenwerking met de Commissie naar
streven dat de OIE-aanbevelingen voortdurend worden aangepast aan de
wetenschappelijke vorderingen bij de ontwikkeling van vaccins en testprocédés
en dat de procedures binnen het OIE een snelle besluitvorming mogelijk
maken.
95. De Commissie
en de lidstaten worden verzocht er actief naar te streven dat de wachtperiode
voor het herkrijgen van de status "MKZ-vrij" na een beleid
van vaccinatie zonder de gevaccineerde dieren daarna te slachten, wordt
aangepast aan de periode die van toepassing is wanneer een slachtbeleid
wordt toegepast, m.a.w. in beide gevallen drie maanden. Daarbij moet
evenwel in aanmerking worden genomen dat de tests voor het identificeren
van besmette dieren in een gevaccineerde populatie verder moeten worden
gevalideerd en verbeterd.
96. Aangezien een
grote uitbraak van MKZ op de interne markt van de EU zeer snel grensoverschrijdende
dimensies kan krijgen, moet rekening worden gehouden met de belangen
van de buurlanden van een door MKZ getroffen lidstaat en met de belangen
van de Gemeenschap als geheel. De Gemeenschap dient de mogelijkheid
te hebben een belangrijke rol te spelen bij de vaststelling van de strategie
voor MKZ-bestrijding als dit noodzakelijk is ter bescherming van essentiële
belangen van door MKZ bedreigde lidstaten of van de Gemeenschap. De
lidstaten dienen in te stemmen met desbetreffende voorstellen van de
Commissie.
Preventie, rampenplannen
en methoden voor de bestrijding van dierziekten
97. De Commissie
dient op basis van een analyse van de bestaande en te verwachten bedreiging
door de overbrenging van dierziekten van elders naar de EU die gepaard
kunnen gaan met omvangrijke economische schade en maatschappelijke ontwrichting,
haar totaalconcept inzake preventie en bestrijding van ziekten onder
gebruiksvee in de EU te herzien. Bij de voorbereiding van een dergelijke
herziening van de strategie moet ook worden bekeken in hoeverre de toenemende
mundialisering van de handel in voedingsmiddelen een rol speelt bij
het steeds grotere aantal uitbraken van dierziekten en de steeds grotere
verspreiding daarvan, en er moeten passende maatregelen worden omschreven
om dit proces tegen te gaan - bijvoorbeeld onder meer door een beperking
van het vervoer van vlees en levende dieren binnen en tussen de lidstaten,
en de terbeschikkingstelling van meer lokale abattoirs.
98. Wettelijk afdwingbare
strenge maatregelen inzake bioveiligheid met betrekking tot bedrijven
in of in de nabijheid van besmette gebieden (bekend als "blauwe
cellen" of Beperkte Besmette Gebieden) kunnen, zoals tijdens de
laatste fase van de MKZ-crisis van 2001 in delen van het Verenigd Koninkrijk
is gebleken, een positieve rol spelen bij de beperking van de verspreiding
van de ziekte; dergelijke maatregelen moeten een integrerend bestanddeel
worden van toekomstige MKZ-strategieën en gekoppeld worden aan
eventuele uiteindelijke rechten op schadevergoeding.
99. De lidstaten
dienen hun toezichtsysteem met het oog op dierziekten zodanig op te
zetten dat uitbraken van ziekten vroegtijdig kunnen worden herkend.
Als er een sterke verdenking bestaat van een uitbraak van een besmettelijke
dierziekte (OIE-lijst A) in de toekomst, is het noodzakelijk een onmiddellijk
en volledig verbod af te kondigen op het vervoer van daarvoor vatbare
dieren die voor het gehele land geldt, zodat de kansen van verspreiding
van de ziekte worden beperkt. De diagnose van de dierziekte dient via
een vast protocol te verlopen en transparant te zijn voor alle betrokkenen.
100. De lidstaten
dienen te voorzien in geregelde inspecties van de landbouwbedrijven,
teneinde na te gaan of de veehouders de algemene gezondheids- en bioveiligheidsvoorschriften
werkelijk kennen en in acht nemen.
101. De lidstaten
dienen op basis van risicoanalyses na te gaan in hoeverre beperkingen
van het vervoer van gebruiksdieren ook in ziektevrije periodes moeten
worden ingevoerd, met name wanneer er een bijzonder risico op uitbraak
van de ziekte bestaat, bijvoorbeeld wanneer in een andere lidstaat een
ziekte is uitgebroken. De Commissie moet bij wijze van spoedmaatregel
speciale aandacht besteden aan de rustperioden die gelden bij het vervoer
van vee van de ene naar de andere handelaar. Zij moet maatregelen onderzoeken
om veelvuldig vervoer zonder dat daaraan echte behoefte bestaat, te
ontmoedigen.
102. De lidstaten
moeten, uitgaande van de ervaringen met de MKZ-crisis in 2001, hun rampenplannen
- met name voor wat betreft beschikbaar personeel, hulpmiddelen en laboratoriumcapaciteit
- bijwerken en regelmatig testen.
103. De rampenplannen
moeten zodanig zijn opgezet dat gewaarborgd wordt dat gebieden waarvan
bewezen is dat zij MKZ-vrij zijn, maar die in landen liggen die door
een MKZ-uitbraak zijn getroffen, als zodanig kunnen worden erkend.
104. De rampenplannen
moeten berusten op een risicoanalyse en aan uiteenlopende scenario's
beantwoorden, zodat ook uitbraken van grote omvang onder controle kunnen
worden gehouden. Zij moeten rekening houden met de ruimingscapaciteit
om ervoor te zorgen dat er voldoende capaciteit is om de dierkarkassen
te verwijderen. De plannen moeten voorzien in vooraf geïdentificeerde
plaatsen, bij de bepaling waarvan rekening is gehouden met de volksgezondheid,
voedselveiligheid en sociale en milieuoverwegingen. De lidstaten moeten
overwegen of er gezamenlijk gebruik kan worden gemaakt van de verwijderingscapaciteiten.
105. De rampenplannen
moeten zodanig worden opgezet dat noodvaccinaties als een eerste bestrijdingsmaatregel
vanaf het begin van een uitbraak kunnen worden uitgevoerd.
106. De criteria
voor noodvaccinaties moeten zo concreet mogelijk worden omschreven,
zonder de nodige speelruimte van de autoriteiten bij de bestrijding
van de ziekte al te zeer in te perken. Naast de landbouw moeten ook
eigenaren die gebruiksvee op kleine schaal houden, de levensmiddelhandel,
andere relevante economische sectoren, plaatselijke autoriteiten en
consumentenorganisaties en exploitanten van dierentuinen en wildparken
bij de planning worden betrokken.
107. De lidstaten
moeten in samenwerking met de Commissie compatibele en onderling koppelbare
elektronische informatiesystemen opzetten die alle relevante gegevens
voor een doeltreffend management van veeziekten bevatten en aan elkaar
koppelen en waarin in geval van een uitbraak relevante informatie van
de ter plaatse ingezette diensten (met name veeartsen) in real time
en in overleg met de bevoegde instantie kan worden opgenomen.
108. De lidstaten
moeten zorgen voor geïntegreerd crisismanagement en korte communicatiewegen
tussen de betrokken instanties en moeten, voorzover dit de uitvoering
van de nationale strategie niet in gevaar brengt, overeenkomstig het
subsidiariteitsbeginsel, de besluitvormingsbevoegdheden zoveel mogelijk
overdragen aan de instanties op lokaal respectievelijk regionaal niveau.
Bij de uitwerking van de rampenplannen moet er ook voor worden gezorgd
dat de maatregelen die in de beginfase worden genomen naar gelang van
de risico's worden aangepast, en dat vaststaat langs welke informatiekanalen
informatie aan het publiek wordt verstrekt. Er moeten bepalingen komen
ter beperking van de verplaatsing van gebruiksvee in het belang van
dierenwelzijn. Verder moeten er duidelijke contractuele regelingen komen
met degenen die zich bezighouden met de bestrijding van een dierziekte
om te voorkomen dat een noodgeval wordt aangegrepen voor commercieel
gewin en ervoor te zorgen dat aan de normen van een financiële
controlepraktijk wordt voldaan.
109. Bij de rampenplannen
van de lidstaten moet ervoor worden gezorgd dat er sprake is van een
open informatiebeleid voor de getroffen landbouwers, de mensen in de
crisisgebieden en de bevolking in het algemeen en dat er stelsels voor
psychologische ondersteuning voor getroffen landbouwers en kleine boeren
bestaan als daar behoefte aan is.
110. De lidstaten
moeten hun noodplannen op elkaar afstemmen, waarbij met name aandacht
wordt besteed aan grensregio's. De Commissie dient hierbij coördinerend
en faciliterend op te treden.
111. Bij de uitwerking
van de rampenplannen moet er voortdurend contact bestaan tussen allen
die hierbij in enig stadium betrokken zijn (overheidsinstanties en plaatselijke
autoriteiten, landbouwsector, dierenwelzijnsorganisaties en burgers),
en dit moet bijzondere aandacht krijgen bij de beoordeling van die plannen
door de Commissie.
112. Er moet zo
spoedig mogelijk overeenstemming worden bereikt over een vooraf omschreven,
voor de gehele EU geldende lijst relevante dierlijke productcategorieën
waarvoor MKZ-handelsbeperkingen gelden.
113. De Commissie
moet het rampenplan en de slagvaardigheid van de veterinaire diensten
van elke lidstaat ten minste een maal in de 3 jaar ter plaatse toetsen.
114. De lidstaten
moeten ervoor zorg dragen dat de beginselen van hun rampenplannen te
allen tijde via Internet beschikbaar zijn.
115. Er wordt een
beroep gedaan op de lidstaten om de trend van personeelsinkrimping in
de openbare veterinaire dienst onmiddellijk om te buigen en permanent
te zorgen voor voldoende personeel voor de preventie en bestrijding
van veeziekten, zodat de situatie ook bij grote uitbraken niet onbeheersbaar
wordt.
116. De lidstaten
moeten regelmatig bijscholingen en oefeningen ter beheersing van epidemieën
met veehouders en veeartsen organiseren, ook grensoverschrijdend gezamenlijk
met naburige lidstaten. De instelling van een de gehele EU beslaande
veterinaire reserve van gekwalificeerde dierenartsen die beschikbaar
zijn voor een snelle inzet, moet ernstig in overweging worden genomen.
De beschikbaarheid van een reserve aan veeartsen is van beslissend belang
voor het welslagen of falen van iedere beheersingsstrategie. De rampenplannen
moeten ook de mogelijkheid bieden om op korte termijn een beroep te
doen op veeartsen in de particuliere sector.
117. De lidstaten
moeten meer doen aan voorlichting van het publiek over veeziekten en
de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid.
118. De Commissie
moet zo snel mogelijk een voorstel indienen om Richtlijn 92/102/EEG
zodanig aan te passen dat het identificeren van varkens, schapen en
geiten wordt verbeterd. Bij wijze van prioriteit moet de Commissie aandacht
geven aan elektronische identificatie als een duurzaam en veelzijdig
middel voor een snelle, efficiënte en betrouwbare traceerbaarheid
van gebruiksvee.
119. De lidstaten
dienen richtlijnen met het oog op elementaire veiligheidsmaatregelen
ter preventie van dierziekten uit te vaardigen die op boerderijen waar
dieren worden gehouden, moeten worden nageleefd. Indien herhaaldelijk
overtredingen worden vastgesteld, moet het mogelijk zijn de verantwoordelijke
de exploitatie van een veehouderijbedrijf te verbieden.
Invoercontroles
120. Om het risico
te beperken dat veeziekten via illegale invoer van vlees of via de invoer
van producten van dierlijke oorsprong in de bagage van luchtreizigers
het land binnenkomen, moeten de lidstaten het controlepersoneel op de
luchthavens op adequate wijze versterken en sterker gebruikmaken van
honden die getraind zijn op het vinden van deze producten. Bij alle
toegangen tot de EU moeten dezelfde maatregelen gelden en dient verhoogde
waakzaamheid te worden betracht.
121. De Gemeenschap
dient de overeenkomstig Richtlijn 72/462/EEG tot dusverre toegestane
invoer van kleine hoeveelheden vlees die deel uitmaken van de persoonlijke
bagage van reizigers en die bestemd zijn voor persoonlijk gebruik, zo
snel mogelijk op te heffen. Overtredingen moeten met aanzienlijke geldboetes
worden bestraft.
122. De lidstaten
moeten aan de buitengrenzen van de EU uniforme controlemaatregelen treffen
om een einde te maken aan de invoer van voor ziekten vatbare dieren
en daarvan afgeleide producten wanneer deze afkomstig zijn uit MKZ-risicolanden
of wanneer zich in buurlanden een MKZ-uitbraak voordoet. Er moet een
volledige herziening van de EU-wetgeving en -controles inzake de invoer
van levende dieren en dierlijke producten worden doorgevoerd om tekortkomingen
in de huidige praktijk op te sporen. De EU mag evenmin de gevaren ten
gevolge van plantenziekten over het hoofd zien. Een dergelijke herziening
zou daarom ook de maatregelen inzake planten en plantaardige producten
moeten omvatten. De controles moeten even strikt zijn met betrekking
tot de invoer van planten en producten op basis van planten, en voorts
dient aan de toetsing en aanscherping van die controles prioriteit te
worden toegekend.
123. De Commissie
dient dringend haar beleid te herzien met het oog op de invoering van
een verbod op de invoer van vlees en dierlijke producten uit derde landen
waar MKZ en andere besmettelijke dierziektes endemisch zijn, zoals dit
in de Verenigde Staten bestaat.
124. De lidstaten
moeten het in de EU geharmoniseerde systeem voor de invoer van tweehoevigen
strikt toepassen en ervoor zorgen dat zij alleen worden ingevoerd uit
volgens de lijst veilige derde landen en alleen als de vereiste veterinairrechtelijke
attesten zijn overgelegd. Producten van dierlijke oorsprong mogen alleen
afkomstig zijn uit erkende bedrijven en mogen alleen worden ingevoerd
via grensposten die speciaal zijn uitgerust voor veterinaire controles.
De lidstaten moeten bij overtredingen van de invoerbepalingen in de
levensmiddelenhandel zo mogelijk identieke sancties met een afschrikkende
werking opleggen.
125. De Commissie
moet spoedig maatregelen treffen om het bestaande bewakingssysteem voor
veetransporten binnen de EU ("Animo") te verbeteren. Voorts
moet het systeem voor het bewaken van de invoer in de EU ("Shift")
spoedig worden ingevoerd.
126. De Commissie
dient onverwijld met een voorstel te komen tot wijziging van Richtlijn
97/78/EG tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van
de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap
worden binnengebracht, voor wat betreft de aspecten waarop thans nog
geen volledige controle kan worden uitgeoefend, zoals het binnenbrengen
van voor vrije entrepots of de proviandering van vaartuigen bestemde
producten, met name de voorwaarden voor het binnenbrengen ervan. Op
deze wijze dient het binnenbrengen van voor vrije entrepots of de proviandering
van vaartuigen bestemde producten die niet afkomstig zijn uit landen
die producten naar de Europese Unie mogen uitvoeren, te worden verboden.
Onderzoek en ontwikkeling
127. De Commissie
moet onverwijld een communautair referentielaboratorium voor vesiculaire
virusaandoeningen aanwijzen, dat de contacten met de nationaal verantwoordelijke
laboratoria verzorgt, deze ondersteunt en de mogelijkheid heeft optimale
methoden voor de diagnose van vesiculaire virusaandoeningen bij dieren
beschikbaar te stellen, experimenten en veldproeven op het gebied van
MKZ uit te voeren, informatie te verstrekken en bijscholingscursussen
te organiseren.
128. Tests die
door veeartsen ter plekke kunnen worden uitgevoerd, moeten internationaal
gevalideerd en verder ontwikkeld worden zodat zijn goedkoop en solide
genoeg zijn voor regelmatig gebruik. Wanneer zij ontwikkeld zijn, moeten
zij elektronisch worden gekoppeld aan een centraal gegevensbestand dat
bij een epidemie alle resultaten bevat.
129. De Commissie
en de lidstaten moeten het onderzoek naar de op de A-lijst van het OIE
voorkomende en in de EU optredende of te verwachten veeziekten sterker
stimuleren en coördineren met als doel een routinematige vaccinatie
mogelijk te maken. Ten aanzien van MKZ moet het accent liggen op:
- verbetering van
de vaccins, teneinde een vaccin te ontwikkelen dat slechts eenmaal moet
worden toegediend en zoveel mogelijk serotypen en subtypen daarvan bestrijkt,
zeer snel bescherming biedt en de overdracht van het virus blokkeert,
zodat de status van "drager" is uitgesloten;
- verbetering van
de tests, teneinde ingeënte dieren betrouwbaar te kunnen onderscheiden
van ingeënte en gelijktijdig besmette dieren en om MKZ na een infectie
sneller dan tot nu toe te kunnen aantonen;
- wiskundige modellen
waarmee de gevolgen van de verschillende bestrijdingsstrategieën,
waaronder vaccinering, beter kunnen worden ingeschat.
Vergoedingen
130. De Commissie
moet een voorstel tot wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad
indienen op grond waarvan de Gemeenschap in beginsel alleen nog in vergoedingen
voor verliezen als gevolg van maatregelen ter bestrijding van MKZ mag
bijdragen als de betrokken lidstaat alle relevante richtlijnen inzake
MKZ voor de uitbraak in nationaal recht heeft omgezet en adequate voorbereidingen
heeft getroffen met het oog op een mogelijke MKZ-uitbraak (rampenplan,
personeel en hulpmiddelen, infrastructuur). Verder dient als voorwaarde
voor schadeloosstelling te worden gesteld dat de ontvangers een redelijke
eigen bijdrage leveren via verzekeringspremies of anderszins.
131. De Commissie
en de lidstaten moeten nagaan in hoeverre het bestaande stelsel van
schadeloosstelling de MKZ-bestrijding nadelig beïnvloedt; vooral
het onrechtvaardige systeem waarin schadevergoedingen slechts aan één
groep worden uitgekeerd (veehouders wier veestapel is geruimd), moet
worden herzien.
132. In Nederland
moet worden nagegaan of het vergoedingenstelsel wellicht kan worden
losgekoppeld van de sancties op niet-naleving van bioveiligheidsvoorschriften,
te meer daar veehouders in Nederland - in tegenstelling tot sommige
andere lidstaten - via premieafdracht aan het noodfonds toch al een
deel van de schade zelf dekken.
133. De Rekenkamer
dient na te gaan hoe de EU-kredieten ter vergoeding van kosten die verband
houden met MKZ, zijn gebruikt.
Diversen
134. Paardachtigen
zijn niet vatbaar voor het mond- en klauwzeervirus, maar zij kunnen
wel drager van de ziekte zijn. Ter beperking van het risico van een
indirecte verspreiding van het virus zijn strikte hygiënische voorzorgsmaatregelen
essentieel en moeten alle onnodige verplaatsingen worden vermeden. In
alle gevallen waarbij paarden worden vervoerd, mag dit alleen gebeuren
in grondig schoongemaakte en gedesinfecteerde speciale vervoermiddelen
voor paardenvervoer.
135. De Commissie
dient op basis van een risicoanalyse een protocol op te stellen over
het vervoer van niet voor de ziekte gevoelige dieren, bijvoorbeeld paarden,
tijdens een MKZ-uitbraak.
136. De Commissie
wordt verzocht op basis van de ervaringen van 2001, maar ook van de
vooruitgang op wetenschappelijk gebied, binnen een jaar een kosten-batenanalyse
voor profylactische vaccinatie op te stellen, zoals die door een aantal
lidstaten voor 1992 met succes is toegepast. Deze studie dient ook een
analyse te omvatten van de voor- en nadelen op het gebied van internationale
handel, publieke opinie en de afzetmogelijkheden in de EU.
137. De Commissie
dient bovendien een studie (kosten-batenanalyse) betreffende de MKZ?bestrijdingsstrategieën
bij een MKZ-uitbraak (noodvaccinaties/"stamping out") in opdracht
te geven, in het kader waarvan de economische en niet-economische effecten
in de getroffen gebieden en op nationaal en EU-niveau in aanmerking
worden genomen.
138. De lidstaten
moeten er met behulp van wettelijke en organisatorische maatregelen
voor zorgen dat in geval van vaccinatie dierlijke producten van tegen
MKZ ingeënte dieren op EU-niveau in de handel kunnen worden gebracht,
als daar geen hygiënische bezwaren tegen bestaan. De grote ondernemingen
uit de voedingsmiddelenbranche en de consumentenorganisaties moeten
bij de plannen worden betrokken en eventuele verontrusting bij de burger
moet door middel van logische uitleg worden weggenomen.
139. Op de lidstaten
wordt voorts een beroep gedaan om richtlijn 91/628/EEG (zoals gewijzigd
bij richtlijn 95/29/EG) inzake de bescherming van dieren tijdens het
transport naar behoren om te zetten. Verder wordt de Commissie verzocht
een nieuw wetgevingsvoorstel op dit gebied in te dienen, waarom het
Parlement in zijn resolutie van 13 november 2001 over de bescherming
van dieren tijdens het vervoer heeft gevraagd.
140. De lidstaten
moeten onverwijld een begin maken met de toepassing van de bepalingen
die het gebruik van afval van cateringbedrijven als veevoeder verbieden
uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van 3 oktober 2002 van
het Europees Parlement en de Raad inzake gezondheidsvoorschriften betreffende
bijproducten van dierlijke oorsprong die niet bestemd zijn voor menselijke
consumptie.
141. De Commissie
moet bij het Europees Parlement en de Raad wetgevingsvoorstellen indienen
ter verbetering van de normen van bioveiligheid in het kader van het
dierenwelzijn, om het gevaar van verspreiding van besmettelijke ziekten
tijdens het vervoer van dieren zo veel mogelijk te beperken (rekening
houdend met rustplaatsen). Overwogen moet worden het aantal verplaatsingen
van dieren te beperken en slacht dicht bij de plaats van productie van
de dieren te bevorderen.
142. De Commissie
moet bij het Parlement en de Raad een verslag indienen waarin zij evalueert
of het VVB over voldoende personele middelen en infrastructuur beschikt
om zijn taken op termijn doeltreffend uit te voeren. Mede tegen de achtergrond
van de uitbreiding moet de Commissie ervoor zorgen dat het extra personeel
en de aanvullende middelen ter beschikking worden gesteld die noodzakelijk
zijn om het VVB in staat te stellen op hetzelfde niveau inspecties en
controles te blijven uitvoeren.
143. De lidstaten
dienen met het oog op de risico's in verband met dierepidemieën
de mogelijkheden te bezien voor een verzekering voor de veeteeltsector,
die niet alleen dekking biedt voor de directe verliezen, maar ook voorziet
in vergoeding van vervolgschade, zoals bijvoorbeeld verliezen in verband
met vervoersverboden, alsmede in een adequaat eigen risico van de verzekerde,
teneinde prikkels te bieden voor goede landbouwpraktijken.
144. De Commissie
dient te komen met een mededeling waarin verschillende mogelijkheden
worden beschreven voor een verzekeringsregeling of een waarborgfonds
voor de dekking van de kosten van MKZ en andere veeziektes die uit de
EU-begroting worden vergoed. Deze mededeling dient een kosten-batenanalyse
te bevatten van dergelijke regelingen alsmede aanbevelingen over bijvoorbeeld
een particuliere verzekering met herverzekering of communautaire garanties,
dan wel een EU-dierziektefonds dat tot een zeker plafond wordt gevuld
door middel van bijdragen van alle veeboeren, hetgeen tot grotere stabiliteit
van de EU-begroting zou leiden. De mededeling dient voorts een aanbeveling
te bevatten over de invoering van dergelijke regelingen voor de indirecte
kosten van epidemische veeziekten in zowel de agrarische als de niet-agrarische
sector.
145. De Commissie
dient de beschikbaarheid van veeartsenijkundig personeel, met name in
afgelegen streken van de Unie, te evalueren en advies uit te brengen
over de door de lidstaten te nemen maatregelen. Naarmate de extensivering
toeneemt en de waarde van de veestapel aan de hand van wereldmarktprijzen
wordt vastgesteld, zullen tal van veeartsenijkundige praktijken in afgelegen
gebieden niet levensvatbaar blijken als steun van de Europese of nationale
overheid ontbreekt. De gevolgen van een gebrek aan veeartsenijkundige
faciliteiten zijn duidelijk geworden tijdens de uitbraak van MKZ in
het VK. Dit heeft tot gevolg dat exotische ziekten en ziekten die de
kop opsteken slecht in het oog worden gehouden. Er is eveneens een belangrijk
probleem op het gebied van dierenwelzijn in het geding.
146. De Commissie
moet spoedig een voorstel voor communautaire maatregelen ter beheersing
van MKZ indienen waarin rekening wordt gehouden met de conclusies van
deze resolutie.
°
° °
III. verzoekt zijn
Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad,
de regeringen en parlementen van de lidstaten, het Economisch en Sociaal
Comité, het Comité van de regio's, de Rekenkamer, de landen
die een verzoek om toetreding tot de Europese Unie hebben ingediend,
het Internationaal Bureau voor Besmettelijke Veeziekten en de Voedsel-
en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties.