Dear colleagues,

This surprising announcement by the EU means that farm animal transport is now less likely to have been the cause of the outbreaks of BTV in Netherlands, Belgium and Germany.

So far only the BTV types 1, 2, 4, 9 and 16 were found in Europe.

This also explains why symptoms do not correspond to what was seen in Southern Europa since 1998.

Klaas Johan Osinga, LTO Nederland

Bluetongue: Virus serotype 8 identified as cause of recent outbreaks

The European Commission was informed by the Community Reference Laboratory for Bluetongue in Pirbright (UK) over the weekend that the virus responsible for the recent bluetongue outbreak in the Netherlands has been identified, through genetic testing, as being a virus of serotype 8. This strain of virus has never been reported in Europe before, and the disease recently detected in the Netherlands, Belgium and Germany (see IP/06/1113 and IP/06/1112) is now considered to be of exotic origin. First results suggest that the bluetongue virus serotype 8 is of a sub-Saharan lineage, although the precise origin is not yet known, nor is the way in which the virus was introduced into Europe. The Commission has also been informed that the bluetongue virus was isolated in a cell culture by the National Reference Laboratory for Bluetongue in Belgium on Friday afternoon.

An extraordinary meeting of EU laboratory experts is taking place in Brussels today, to discuss the results of the CRL and those of other Member States’ laboratories which have been deeply involved in the investigations into the recent bluetongue outbreaks in north-western Europe. The disease control measures currently being applied in the three affected Member States and in Luxembourg (see IP/06/1114) will be adapted as necessary at a meeting of the Standing Committee on the Food Chain and Animal Health this afternoon.

For further information, see: http://ec.europa.eu/food/animal/diseases/controlmeasures/bluetongue_en.htm

Klaas Johan Osinga
LTO NEDERLAND

LTO Noord
PO BOX 186
9200 AD Drachten
Netherlands / Pays-Bas
T 00 31 (0)512 - 30 51 10
F 00 31 (0)512- 30 51 81

 
Bluetongue info 5
18 augustus 2006


Herkomst BT-virus nog onduidelijk

LTO constateert dat het op dit moment nog niet duidelijk is hoe het BT-virus naar Nederland gekomen is. Gezien de grote afstand tot de plaatsen waar BT-virus voorkomt (Spanje, Portugal, Corsica, Italië, Zuidoost-Europa, Middenoosten en Noord-Afrika) lijkt diertransport minder waarschijnlijk dan reizigersverkeer.
Het mugje ("knutje") Coicoides is slechts 1-3 mm groot en kan gemakkelijk worden meegenomen in kleding en tenten in gesloten vervoersmiddelen. Het duurt ongeveer 8 dagen voordat een virus zich in het insect ontwikkeld kan hebben en kan worden overgebracht op een herkauwer. Het mugje zelf leeft 10-20 dagen. De knut migreert zelf niet, maar kan wel door sterke wind over grote afstanden (meer dan 100 km) getransporteerd worden. Dat lijkt hier niet de oorzaak, want er zijn tussen Limburg en Zuid-Europa dit jaar tot dusver geen meldingen geweest van BT.
In de EU zijn tot dusver vijf serotypen van het BT-virus aangetroffen, namelijk de serotypen 1, 2, 4, 9 en 16. Hiervan dringt het serotype 2 steeds vanuit Marokko door in Spanje en Portugal. De overige zijn van oorsprong afgekomst uit het Middenoosten. Vaststelling van het virustype zal een onderdeel vormen van de zoektocht naar de bron van de uitbraken in Limburg.
Op dit moment kan niets uitgesloten worden. De energie moet daarom nu vooral gebruikt worden voor de uitroeiing van het virus. Dat heeft de hoogste prioriteit.

Klaas Johan Osinga
LTO Nederland


LTO: Europese samenwerking nodig bij bestrijding BT

De maatregelen die België en Duitsland nemen tegen blauwtong wijken af van de Nederlandse. LTO Nederland heeft daarom contact gezocht met de Belgische Boerenbond en het Duitse Bauernverband om samen op te trekken in het overleg met EU en nationale overheden over te nemen maatregelen.
De zware verdenkingen op 11 rundvee- en schapenbedrijven in de regio Eupen (België) laten zien dat het blauwtongprobleem hoogstwaarschijnlijk niet beperkt blijft tot Nederland.
Op dit moment kent Nederland een exportverbod voor levende herkauwers en hun sperma, eicellen en embryo's. België en Duitsland zijn daar tot dusver niet toe overgegaan. We kennen nu (18 augustus) dus de vreemde situatie dat herkauwers binnen de 100-km circel wel van België naar Nederland kunnen, maar niet andersom. Bovendien hanteert Nederland een 150-gebied. De Belgische 100- en 150-km gebieden sluiten daar niet op aan. Zo valt Zeeland in het Nederlandse 150-km gebied, maar het deel van Vlaanderen dat zuidwestelijk van Terneuzen ligt, valt er niet onder.
Verder hanteert Duitsland (deelstaat Noordrijn-Westfalen) in de 20-km zone rondom de uitbraken wel een ophokverbod, terwijl Nederland dat juist heeft afzwakt omdat ondertussen wel is gebleken dat vele schapenhouders niet genoeg stalruimte hebben. Nederland vraagt veehouders weer om met pesticiden te spuiten tegen de knutjes, terwijl Duitsland dat niet nodig vindt.
Een vraag is ook waar herkauwers beter af zijn: op elkaar gepakt in een donkere stal, waar mogelijk de knutjes beter gedijen door nabijheid van schaduw en natte plekken waar ze eitjes kunnen leggen, of in een open veld, waar het waait, op goed gedraineerde (zand)grond.
Al dit is voor LTO aanleiding om te pleiten voor een uniforme, Europese aanpak met bijvoorbeeld één internationale beschermings- en toezichtszone, en gezamenlijke tracering en serologisch onderzoek. Hier is de internationale handel ook het meest mee gediend.

Klaas Johan Osinga
LTO Nederland

 
N.a.v. het constateren van Blue Tongue (BT) bij schapen in Zuid-Limburg is de vraag gesteld op welke wijze de mogelijke vector zou kunne worden bestreden en welke middelen hiervoor bij het schaap gebruikt zouden kunnen worden.

Vector.
Culex en Aedes muggen zijn bekende vectoren van BT, maar desbetreffende soorten komen in NL niet voor. Indien deze muggen in NL terecht komen overleven ze doorgaans de lage temperaturen niet.
Niet uit te sluiten is dat een andere muggensoort als vector kan dienen. Hiervoor komt met name Culicoides in aanmerking. Deze mug komt in NL voor en is bekend als "parasiet" bij het schaap. Culicoides kan als vector voor BT optreden (USA).
De mug veroorzaakt vooral irritatie, hetgeen voor schapen aanleiding is om "afwerend gedrag" te vertonen, zoals springen en rennen.
Culicoides is actief bij mooi weer. Elk plasje water (bijv. hoefafdruk met water; met name op ondoorlatende grond, zoals klei) kan als broedplaats voor de mug dienen. De mug komt hoofdzakelijk buiten voor (Culex zit ook binnen).
Aangezien Culicoides inheems is moet de bestrijding gericht zijn op het beschermen van dieren.

Wat te doen.
Er vanuit gaande dat Culex en Culicoides als vector voor BT kunnen optreden ligt de toepassing van een bestrijdingsmiddel voor de hand. Beiden soorten zijn voor dezelfde middelen gevoelig.
Daarnaast is het van belang om de dieren 's nachts op te hokken en weghouden van water en weides met plassen en plasjes.

Toepassen van een bestrijdingsmiddel.
Schapen.

Muggen en Culicoides richten zich met name op de behaarde delen van het schaap alsmede de onderzijde. Dit zijn de poten, de kop en de buik. Het behandelen van dieren dient zich dan ook op deze plaatsten te richten. Behandelen van de buik is belangrijk.
Aanbrengen van middelen dient bij voorkeur te geschieden via sprayen of sponzen.

Culicoides is gevoelig voor bekende bestrijdingsmiddelen, zoals organofosfaten en pyrethroiden.
Omdat muggen niet enkel gebonden zijn aan het schaap als gastheer hebben middelen met een meer werende werking de voorkeur.
Wat betreft de pyrethroiden hebben bijv. pyrethrine of permethrine de voorkeur. Deze stoffen hebben een wat hogere dampspanning dan stoffen zoals deltamethrine. Nadeel is dat de dieren vaker behandeld moeten worden.
Wat betreft de organische fosforsverbindingen kan diazinon worden gebruikt.

Geiten.
Middelen die geschikt zijn voor toepassing op schapen, zijn in principe ook werkzaam bij geiten. Evenwel houden huid en haar van geiten, in vergelijking met het schaap, middelen slecht vast. Dit betekent dat de behandeling vaker herhaald zal moeten worden

Paarden
Culicoides is bij het paard bekend als veroorzaker van staart- manen eczeem. Methoden en bestrijdings middelen die hiertegen worden toegepast zijn ook relevant voor BT (opstallen, pyrethroiden, citronella houdende producten; hele dier behandelen).

Stal.
Ook de stal kan behandeld worden (tegen Culex). Hiervoor bestaat geen voorkeur voor soort werkzame stof; ook de meer persistente middelen kunnen hier worden toegepast.

 

 

Inleiding
Alle herkauwers zijn vatbaar voor de virusziekte bluetongue (BT) en schapen kunnen er ernstig ziek van worden. Het virus is echter niet gevaarlijk voor mensen. De meest voorkomende verschijnselen zijn hoge koorts en zwellingen. Bij schapen kan de tong blauw worden en de kop gezwollen zijn door ontstekingen rondom mond, oog en neus. Ook kunnen klauwontstekingen optreden. Uiteindelijk kan de ziekte leiden tot kreupelheid en sterfte (tot 70% in een koppel schapen), maar ook herstel is mogelijk.
Andere herkauwers (runderen, geiten en wilde herkauwers) kunnen wel met bluetonguevirus worden besmet, maar worden meestel niet ziek. Runderen spelen wel een belangrijke rol in de epidemiologie van het virus.
Het virus wordt overgebracht door stekende muggen (Culicoides) waarvan de soorten die bluetongue kunnen overdragen met name in warmere streken voorkomen. Virusoverdracht vindt niet plaats door direct contact.

Verspreiding van de ziekte
BT komt voor in de (sub)tropen in een brede band van landen tussen ongeveer 40 graden noorderbreedte en 35 graden zuiderbreedte. Sinds 1998 zijn er in Europa uitbraken geweest in Griekenland, Italië, Corsica, Spanje en Portugal. Daarnaast zijn er in Europa gevallen geweest in Bulgarije, Croatië, Macedonië, Kosovo en Servië-Montenegro. We kennen 24 subtypen van het BT-virus en in Zuid-Europa ging het steeds om de typen 2, 4, 9 en 16. De waarschijnlijke oorzaak was verspreiding vanuit Turkije (serotypen 4, 9 en 16) en Noord-Afrika (serotype 2).
Bluetongue heeft zich de laatste jaren in Europa steeds verder verspreid. De laatste meldingen komen uit Spanje en Portugal waar de ziekte voor het eerst op 14 oktober 2004 is geconstateerd. Inmiddels zijn er meer plaatsen in zuidelijk Spanje (met name in de provincie Andalusië) bluetongue is vastgesteld. In Zuid-Europa (Italië en Spanje) worden dieren ingeënt tegen bluetongue.
In 2005 is er een geïsoleerd geval van BT in centraal Frankrijk geweest. Onduidelijk is gebleven wat de bron was.
De uitbraak van BT in Nederlands Limburg is de noordelijkste uitbraak van deze virusziekte ooit.

Oorzaak
Als biologische overbrengers van bluetongue kunnen vijf verschillende muggensoorten van het geslacht Culicoides dienen waaronder: in Europa de C. imicola, in Amerika de C. variipennis en in Australië de C. brevitarsis.
In Europa kunnen ook Culicoides pulicaris en Culicoides obsoletus de infectie overbrengen. Deze laatste twee zijn vooral van groot belang omdat ze in een veel groter gebied van Europa voorkomen dan C. imicola. Bij de overdracht van een besmetting zijn naast de vector en de gastheer ook de temperatuur, vochtigheid en wind van belang. Een hoge temperatuur en een omgeving met stilstaand en met mest vervuild water zijn gunstig voor de ontwikkeling van Culicoides. Als Culicoides bloed zuigt bij een besmet dier vindt eerst virusvermeerdering plaats in de vlieg. Vanaf vijf dagen daarna komt het virus in het speeksel van de vlieg en vindt verspreiding plaats van de besmetting als de mug opnieuw bloed zuigt. Schapen worden normaal gesproken alleen geïnfecteerd als er veel muggen zijn en/of als er geen runderen in de buurt zijn. Daarmee worden runderen vaak gebruikt om BT aan te tonen.
De meeste uitbraken doen zich voor in de tweede helft van het jaar, in het seizoen dat de volwassen muggen actief zijn.Embryo's en sperma kunnen ook een rol spelen in de virusverspreiding maar zijn niet van groot belang. Ook is overdracht van het virus op de vrucht mogelijk. Mogelijke vruchtbaarheidsproblemen die op kunnen treden zijn niet in bronst komen, abortus, doodgeboorte, aangeboren afwijkingen bij de vrucht en tijdelijke onvruchtbaarheid bij de ram.
Na klinisch herstel is het virus nog langere tijd in het bloed aantoonbaar. Bij schapen kan dat gedurende enkele dagen tot enkele weken en bij rundvee tot enkele maanden.

Symptomen
De klinische symptomen variëren van mild tot ernstig, afhankelijk van het virussubtype en het schapenras. Tot 70% van schapen in een kudde kan dood gaan. Dieren die de ziekte overleven hebben een slechte conditie, met verminderde vlees- en wolproductie.
In schapen laat de ziekte zich zien in de vorm van koorts die dagenlang kan duren. Symptomen zijn: hijgen, zwellingen (lippen, tandvlees, neus en oogleden), toegenomen speekselproductie (schuimvorming rondom de bek) en neusloop. Soms is er sprake van zwellingen van hoofd en hals. Dieren zijn suf, liggen en takelen snel af. Drachtige dieren kunnen gaan verwerpen of dieren voortbrengen met aangeboren afwijkingen.
In runderen is het niet mogelijk om BT middels symptomen aan te tonen en hiervoor is laboratoriumonderzoek dus nodig. Het meeste nabije referentielaboratorium van de werelddiergezondheidsorganisatie OIE en van de EU is gevestigd in Pirbright, vlakbij Londen in het Verenigd Koninkrijk.

Meldingen van BT door landen
Landen moeten zich bij de OIE melden als er sprake is van circulatie van BT-virus tussen dieren en muggen.
De EU heeft een bestrijdingsrichtlijn (2000/75). De kern van de richtlijn betreft een beschermings- en surveillancezone van respectievelijk 100 en 150 km rondom de infectiehaard, en transportverboden. Het is ook mogelijk om veehouders te verplichten hun dieren binnen te houden in gebieden waar de Culicoides actief zijn. De lidstaat kan voor de bestrijding gebruik maken van ruimingen en van vaccinatie.

Op dit moment zou de muggensoort Culicoides imicola die de ziekte overbrengt nog niet in Nederland voorkomen. Het is de vraag of Culicoides pulicaris en C. obsoletus wel of niet in Nederland voorkomen. Door mogelijke klimaatsveranderingen (opwarming), lijkt de vector steeds meer richting Noord-Europa te gaan. Het is dus denkbaar dat de vector en daarmee BT, zich hier over een aantal jaren permanent vestigt.

Vaccinatie
In Europa is vaccinatie standaard tegen BT niet toegestaan. Maar de EU-wetgeving biedt lidstaten wel de ruimte om te gaan vaccineren op basis van een in Brussel in te dienen voorstel. Zo hebben sinds 2001 Spanje en Italië van de EU toestemming gekregen om te vaccineren. Deze landen maken gebruik van het door een laboratorium in Zuid Afrika gemaakt vaccin. Bij het gebruik van vaccin is het van belang om het veroorzakende virustype te kennen en daar gericht tegen te vaccineren. Geprobeerd moet worden om te voorkomen dat besmette dieren worden gevaccineerd en zeker dieren die met een ander type virustype zijn besmet dan het virus uit het vaccin. Daarom moet vaccinatie bij voorkeur niet worden toegepast tijdens het vliegseizoen van Culicoides. Het samenkomen van verschillende virustypes in hetzelfde dier zou namelijk aanleiding kunnen zijn tot het ontstaan van nieuwe BT-virustypes.

Klaas Johan Osinga
LTO Nederland


PDF Die Blauzungen krankheit >>

Dear colleagues,

Bluetongue (BTV) has now been confirmed in the southern Netherland (near Maastricht) and in Eastern Belgium (around Luik/Liege) in sheep and cattle.

It is not clear how we got it. Of course, BTV is/was found in Spain, Portugal, Italy, Corsica, Greece and other southeastern European countries (see enclosed article, BTV serotypes 1,2,4,9 and 16; there are 24 serotypes), so animal transport would be a possibility. That would of course mean the the virus would have travelled by road through BTV free areas....
But tourism is also a possibility as Maastricht has an airport with charters flying in from tourist destinations.

For your information, I enclose some information, including a map taken from the German site of North Rhineland-Westfalia which shows 100 (protection zone) and 150 km (including 50 km surveillance zone) circels.
Mind you, the real protection and surveillance zones in Holland and Belgium are larger and cover:
- two thirds of Belgium (see: www.favv.be)
- the southern half of the Netherlands (see: www.minlnv.nl)
- parts of four German Bundesländer (see: http://www.presseservice.nrw.de/presse2006/08_2006/060818MUNLV.php
- also the northern tip of Luxembourg
Bovines are not allowed to leave these circels.

There is a "20 km zone" (actually more) around the outbreaks. In these zones, farmers cannot transport their bovines. In Holland, they may transport animals once to bring them to the shed, where animals should be confined from one hour before sunset to one hour after sunrise. However, some farmers have no space as sheep normally are outside all year and so the government allows for exceptions.
Dutch farmers are also obliged to spray with insecticides against the midges of the so-called Culicoides genus. This is also encouraged in Belgium (who have actually more sprays available than the Dutch...).
There seem to be 700 Culicoides (sub)species in Europe, of which around 100 in Holland. 17 would supposedly have been found able to spread the virus between ruminants. In the Netherland, this would include C. imicola (but this one is mainly found in southern, warmer regions), C. pulicaris and C. obsoletus.
Horses and sometime humans attract these insects, usually during hot, sticky weather, but they cannot become infected with BTV. There is also no problem with meat and milk from infected animals.

On epidemiology, it is said that cattle can silently carry the virus (so without symptoms) up to several months. Sheep carry the virus after recovering (up to 50% of sheep can die) around 10 days. It is also said that these Culicoides midges don't travel much and they like wet fields (clay soils) for breeding. They don't like sandy soils. strong winds, can however blow these tiny insects (1-3 mm) hundreds of km away. Lower temperature would mean lower insect activity.

Holland has announced a full export ban on live ruminants and their sperm, embryos and egg cells. The EU does not require such a measure. Therefore Belgium and Germany have chosen not to do so...

The Standing Committee (Scofcah) are meeting this Monday 02.30PM in Brussels. They may decide to enlarge the protection and surveillance zones to a large part of Northwestern Europe, while awaiting surveilance results.

Based on EU directive 75/2000, all MSs should have a contingency plan in place.....

LTO (Netherlands), Bauernverband (Germany) and Boerenbond (Belgium) have been in direct contact regularly over the last few days and we hope to co-operate and project farmers' interest while dealing with authorities in Brussels.

If you have any questions or remarks, please let me know,

yours sincerely


Klaas Johan OSINGA
LTO NEDERLAND
vice chairman Veterinary Questions Working Party COPA-COGECA
00 31 (0)6 10586047


address
LTO Noord
PO BOX 186
9200 AD Drachten
Netherlands / Pays-Bas
T 00 31 (0)512 - 30 51 10
F 00 31 (0)512- 30 51 81

links

Information DEFRA (UK) 2003

BLUETONGUE, BOVINE, OVINE - BELGIUM

overview of BT in southern Europa (pdf)